Als de eerste minister in de Tweede Kamer het woord voert, overkomt het hem, het noemen van de voornaam van een collega-minister. Preciezer bijhouden kan uitwijzen of hij dat bij een PvdA-collega een tikkeltje minder vaak doet dan bij een partijgenoot. Sowieso noemt de premier op zijn persconferenties de VVD vaker en niet zelden voorzien van de toevoeging “mijn partij”. Welke dat is, daarover laat de minister-president de aanwezigen en de kijkers via Politiek24 niet in het ongewisse. Ten tijde van de gemeenteraadsverkiezingen (2011) vertelt Rutte dat hij die weken veel op campagne is en dat hij op partijbijeenkomsten wél doet wat hier in Nieuwspoort uiteraard in géen geval kan, namelijk het verstrekken van het advies om op de VVD te stemmen, om op de VVD te stemmen, om op de VVD te stemmen. Gelach om deze hanger (‘het blijven hangen van de opnemer in eenzelfde groef van een grammofoonplaat’: Van Dale).
De wijze waarop er aan iemand wordt gerefereerd en zeker een voornaam noemen is een zeker signaal, niet alleen als het om een kabinetscollega gaat. In de Handelingen van de Tweede Kamer staan ze niet (altijd) vermeld – ergens in het proces tussen de uitspraak en het verslag worden ze soms verwijderd, vermoed ik. In ’s lands vergaderzaal is het vermelden van de voornaam van een excellentie not done, misschien te amicaal. Eigenlijk doet zelfs de achternaam er niet toe, het gaat om degene die in functie is. Omgekeerd, als een Kamerlid het niet heeft over “de minister van Financiën” maar in plaats daarvan spreekt van “meneer Bos”, kan voorzitter Verbeet daar een corrigerende opmerking over maken in de sfeer van “We spreken iemand hier in functie aan en niet met zijn familienaam”. Ook meneer of mevrouw de voorzitter zélf wordt als zodanig aangesproken, anders dan de andere Kamerleden. Er zijn diverse geachte afgevaardigden bij debatten betrokken dus in hun geval is het noemen van de naam noodzakelijk. Maar er zou waarschijnlijk een siddering door de Tweede Kamer gaan als een parlementariër opeens zou spreken tot mevrouw Arib, als zij in de voorzittersstoel zit.
Wanneer een vrouwelijke verslaggever op een persconferentie (05.11.2010) door blijft vragen naar privé-belangen van bewindspersonen en als de premier al enkele malen afhoudend naar de procedures in het Blauwe Boek heeft verwezen, kan hij degene die aanhoudt met een zekere ergernis aanspreken met “mevrouw”. De irritatie blijkt uit de formele aanspreking die óverigens juist zo gewoon is. “Er is maximale transparantie in Nederland, mevrouw. Echt, het hele blauwe boek van bewindslieden staat op internet.” Het staat er inderdaad. Het oogt wit en oninteressant aan de buitenzijde.

Het zogenaamde Blauwe Boek
En op de volgende vraag: “Ik ken niet al die casuïstiek, mevrouw.” (Casuïstiek is een woord om op terug te komen.) Wat gewoon is, is in deze sfeer pseudo-gewoon en een signaal met een zekere betekenis.
Hij is niet in Nieuwspoort aanwezig, maar hetzelfde overkomt de vroegere bevelhebber van de Bosnisch-Servische troepen. Mladic wordt na lange jaren eindelijk uitgeleverd aan het Tribunaal in Den Haag om berecht te kunnen worden in verband met de gebeurtenissen in Srebrenica. Als dat aan de orde komt, spreekt de premier op z’n persconferentie van “de slachtoffers van meneer Mladic” (01.06.2011). Dat is alleen voor het oog een neutrale aanduiding, helemaal bij een rang-hoge militair die meneer als een degradatie zal ervaren.1) SP-leider Emiel Roemer moet een jaar later geregistreerd hebben dat de minister-president (demissionair) op een persconferentie van 25 mei 2012 betekenisvol sprak over de theoretische mogelijkheid van “een links kabinet onder leiding van meneer Roemer”. Al door het gebruik van de betekenisvolle aanduiding meneer was het directe vervolg van de uitlating van Rutte geen verrassing meer: “Laten we het niet hopen, maar stel dat het gebeurt,- zou voor het land heel slecht zijn.”
1) Vergelijk in dit verband hoe Rutte stil-kritisch verwees naar de juist aangetreden collega die hij “de nieuwe vriend uit Griekenland” noemde: MP-gesprek van 30 januari 2015. Vriend! De relatie met Tsipras lijkt een jaar later normaler te zijn geworden. Dan immers noemt hij hem Alexis, waaronder enkele malen in het Engels tegenover een Griekse journalist. Pseudo-gewoon is gewoon geworden.
Aanvulling 25.04.2021: Op vragen naar de immuniteit van Nederland voor Covid-19 door Sylvana Simons (Bij1) geeft de premier in het Corona-debat op 22.04.2021 eerst een rekensom als antwoord, hoeveel mensen zijn er besmet (geweest), hoeveel prikken zijn er gezet – om bij de vervolgvraag te zeggen: “Wat doet u geïrriteerd, mevrouw!” Mevrouw.
Aanvulling 09.06.2023: Merel Ek van SBS (in het woordelijke verslag van de RVD staat het zó afgekort aangeduid) stelt op de wekelijkse persconferentie van de premier vandaag een vraag over het geringe vertrouwen in de politiek en spitst dat op de premier zelf toe: “Op welke punten zou u zeggen “hierdoor heb ik het vertrouwen in de politiek laten zakken””? Daarop geeft Rutte geen antwoord, hij wil juist het vertrouwen herstellen, zegt hij, waarop de verslaggeefster repliceert: “Ja, dat was natuurlijk niet mijn vraag. Mijn vraag is: hoe denkt u dat ú de afgelopen twaalf jaar misschien juist heeft gezorgd voor het feit dat het wantrouwen groter is geworden in de politiek?”
Daarop is de ogenblikkelijke reactie van de minister-president:
“Mevrouw, ik heb in 2021 de verkiezingen gewonnen. Dus dat zou toch raar zijn? Dat de VVD dan 34 zetels haalt als ik zo gewantrouwd word?” Mevrouw.