Het mogen technische termen zijn, de minister-president schrikt er niet voor terug om van casus en casuïstiek te spreken als hij de verzamelde journalisten te woord staat. En hetzelfde is zelfs het geval als hij op bezoek is in de Haagse studio van de NOS voor zijn nog publiekere Wekelijkse Gesprek waar hij meestal toch wat andere, iets simpeler taal spreekt. Is casus technisch van inhoud? ‘Geval’ of ‘ziektebeschrijving’ geeft het woordenboek maar ook het taalkundige begrip ‘naamval’. Het woord komt van 1840-1990 zeer weinig voor blijkens de Ngramviewer van de KB. De pieken lijken met oorlogssituaties te maken te hebben en daar is casus belli vast niet vreemd aan.
En hoe technisch is het nog minder voorkomende casuïstiek? Van Dale geeft allereerst een toepassing in de moraaltheologie en als vierde en laatste betekenis de medische “beschrijving van belangrijke, merkwaardige of zeldzame waarnemingen of ziektegevallen”. Daartussen bevindt zich eigenlijk alleen het juridisch getinte casuïstiek van de wetgever met als betekenis ‘poging om in alle mogelijke gevallen te voorzien’. De pastoor, de medicus en de jurist – dat is het vooral. Casuïstiek komt dus niet veel voor, ook al schiet het nieuwsgierig makend omhoog na 1990.

CASUÏSTIEK KB Ngramviewer
De premier komt met zijn gebruik van het woord het dichtst bij de laatste lezing. In een vroege persconferentie zegt hij: “Die casus ken ik niet, dus daar moet u mij over informeren” en in het verlengde daarvan gebruikt hij casuïstiek bijna als meervoud daarvan: “Ik ken niet al die casuïstiek, mevrouw”. De MP antwoordde op vragen naar privé-belangen van juist aangetreden bewindslieden in Rutte-I (het betrof staatssecretaris Henk Bleker) en liet daar een lichte irritatie blijken. (Zie de bijdrage over Meneer en mevrouw.)
Vergelijkbaar is het, als hem vragen gesteld worden naar aanleiding van een rapport dat verscheen met aanbevelingen met betrekking tot de Q-koorts. Omdat daar diverse departementen bij betrokken zijn, betrof een van de adviezen het vooraf bepalen van de onderlinge verantwoordelijkheidsvolgorde. Daar is de MP het niet mee eens op de persconferentie van 26 november 2010: “In die casuïstiek toen is dat waarschijnlijk waar. In ieder geval oppassen dat je niet nu al vastlegt voor casuïstiek die altijd net weer anders is dan deze dat altijd dat ene departement dan boven het andere gaat.”
“In die specifieke casuïstiek”, “Ik doe nooit uitspraken in concrete casuïstiek”, “Dan moet je naar de verschillende casuïstiek toegaan”, “Ik ga niet nu op casuïstiek in”, “Het laatste dat u en ik moeten doen, is proberen in concrete casuïstiek te bedenken hoe dat dan precies uitpakt” – het zijn allemaal uitspraken van de MP die erop wijzen dat casuïstiek in zijn taalgebruik vrijwel hetzelfde is als casus en vooral in de meervoudige betekenis ‘concrete gevallen’.
Het voorkomen van casuïstiek in een antwoord van Rutte betekent ook: ‘(ik geef u) geen antwoord’ of ‘ik ga daar niet verder op in’. Een technisch woord dus – hier is niet de informele Mark Rutte aan het woord die we eerder deze week hebben gehoord -, een technisch woord dat de deur dicht houdt. Daar zijn meer voorbeelden van (denk aan de bijdrage Exegese) en niet alleen als de minister-president aan het woord is. Staatssecretaris Wiebes doet het geregeld en ook minister Koenders houdt de boot soms af omdat hij “niet in casuïstiek wil vervallen”. Daar klinkt dat woord bijna net zo akelig-negatief uit de mond van een politicus als semantiek.