Zet frequentie af tegen de tijd en concludeer dat focus is een woord dat in is. Dat geldt voor het Nederlands net zo als voor het Engels: de Ngram-beelden van bijvoorbeeld DBNL en KB bij ons en die van Google voor Engelse boeken ontlopen elkaar niet erg veel. (Voor het Duits is het beeld van Fokus en fokussieren overigens vergelijkbaar.1)) Het is internationaal een abstract begrip dat vanaf het eind van de 20ste eeuw duidelijk in opmars is. Dat is verrassend voor een woord dat in de tijd van de oude Romeinen de haard aangaf en daarmee ook het huisgezin (de haardstede).
Focus is de technische variant van ‘brandpunt’ en daarvan is de figuurlijker betekenis afgeleid, te weten ‘concentratie op een bepaald punt of onderdeel’ (Van Dale).

FOCUS ‘brandpunt’
Mark Rutte is een kind van zijn tijd, hij gebruikt het woord in z’n persconferenties. Het gebeurt in de periode van eind 2010 tot midden 2016 een kleine 50 maal, inclusief het werkwoord focussen. Er lijkt in die periode een voorzichtige ontwikkeling te zijn. Aanvankelijk is er sprake van focus aanbrengen, er moet focus en urgentie in een aanpak en grote dingen moeten in focus blijven, we moeten focus houden.
Daarna komt gefocust meer en meer op. Vlak voor de zomervakantie van 2013 zegt de minister-president zelfs tweemaal dat hij tegelijkertijd gaat ontspannen én “zeer gefocust” van zijn vrije tijd zal genieten, “dus ik ga vol focus op mijn vakantie”. Gerust op vakantie? Nee, “maar wel de focus en de resilience, de vastberadenheid om (…)”.
Langzamerhand wordt gefocust vaker van een intensiverend bijwoord voorzien (heel gefocust, bijvoorbeeld 24.01.2014 wanneer ook de vergrotende trap gefocuster gebruikt wordt) en een bepaalde Europese agenda wordt aangemerkt als te weinig gefocust. Nog weer later wenst Rutte dat “Europa wat meer gefocust gaat werken”. Op 18 augustus 2014 blijkt een graadje duidelijker dat focus niet meer zo’n volstrekte betekenis heeft als voorheen: nu is er sprake van “volledige focus houden op herstel van werkgelegenheid”. Als op 29 april 2016 “een belangrijk focuspunt” opduikt in de woorden van de premier blijkt de kracht van het oorspronkelijk zo onvoorwaardelijke focus verder afgenomen. Van ‘volledige concentratie op’ in de richting van ‘voldoende aandacht voor’. Focuspunt zal dan toch wel naar analogie van aandachtspunt ontstaan zijn.
De stip die een brand-punt vormde is door het toenemende gebruik groter geworden. Vager. Van dat soort betekenisverzwakking of -inflatie bezit de politieke taal meer voorbeelden, denk aan cruciaal, volstrekt en respecteren.
1) Bijzonder is dat Rutte focussen als werkwoord gebruikt. Zijn voorliefde voor het achtervoegsel –eren (zie de bijdrage Pleidooiéren) en zijn betrokkenheid op het Duits (zie Wirtschaften) zouden hem eigenlijk via Dts. fokussieren op focusséren in het Nederlands moeten brengen.