De ontwikkeling volgen van taal in de loop van de parlementaire geschiedenis is interessant en lastig tegelijk. Het werkwoord schuren in de betekenis ‘knellen, wringen’ komt in de historie van de kamerdebatten aanvankelijk alleen letterlijk voor, zoals in het geval van zand dat door het water van een rivier wordt meegevoerd en langs een rand schuurt.
Als ik het goed gezien heb, is het de heer H.W. Tilanus (CHU/CDA) die bij het debat over de Grondwetswijziging in 1948 voor het eerst een figuurlijke toepassing laat horen: “Ik heb het reeds verscheidene malen in deze Kamer gezegd: Alles, wat tot nu toe gebeurt, schuurt langs de Grondwet, snijdt in wezen in het lichaam van de Grondwet in.” Hij herhaalt het figuurlijke gebruik van schuren een jaar later als hij over de coalitiepartijen zegt: “Die twee groepen, die dan de kernen zouden zijn, schuren nog wel eens tegen elkaar aan en hebben nog wel eens wat te vermalen.” Vanaf dat moment komt het werkwoord schuren in deze lezing zo eens in de 10 á 15 jaar in een bijdrage van een Kamerlid voor, met een voorzichtige versnelling in de jaren ‘80. Laten we als laatste in deze reeks Aad Kosto als staatssecretaris aan het woord laten in 1992 (“… hebben wij als een onderdeel van ons noodpakket gezegd, dat wij daar bewaring mogelijk gingen maken, conform artikel 26 van de Vreemdelingenwet, opdat elders weer huis-van-bewaring-capaciteit vrijkomt. Daar schuurt iets, zonder enige twijfel.”) of Eimert van Middelkoop in 1994: “Twee wetten schuren als het ware langs elkaar.”
Met de eerstvolgende uiting van Marleen Barth in 2000 begint de verhoogde frequentie, een sneller toenemende serie die vervolgd wordt met Wim van de Camp (in 2001), Roger van Boxtel en Hans Hoogervorst in 2002. De doorbraak is met dank aan vooral Jaap de Hoop Scheffer (en ook enigszins door toedoen van Joop Wijn) te dateren in 2003. In de laatste tijd komt het schuren jaarlijks zeker een 15 tot 20 keer voor in de debatten in de Tweede Kamer.
Grappig aan dit schuren en zijn verwanten is dat het zo geregeld voorkomt in nauwe combinatie met synoniemen (of die synoniemen onderling in een duet): kraakt en schuurt, wringt en schuurt en in oudere tijden knecht en knelt, knelt en drukt, wringt en plooit, wrikt en wringt, woelt en wringt, wrijft en wringt, draait en wringt. Als er iemand is die zicht kan bieden op dit taalgebruik, dan moet het Europarlementariër Cora van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD) zijn. Als Kamerlid liet zij meer dan anderen teksten noteren als “Wij zullen afwachten wat er precies uit de consultatie komt om erachter te komen waar het eventueel schuurt en klemt”, “Ik bedoelde om eerst in kaart te brengen waar het schuurt en knelt” en “in kaart te brengen waar het wringt en schuurt” op haar naam heeft staan. Heerlijk, poëtisch proza in de Tweede Kamer!

Cora van Nieuwenhuizen (Parlement&Politiek
Wat bij dit alles onder meer onduidelijk is: in hoeverre gaat er voorbeeldwerking uit van een collega-parlementariër, van een minister, van een minister-president? Onduidelijk is dat, maar tegelijkertijd twijfel ik er niet aan of van Mark Rutte – door zijn talige vermogens, door zijn debatteerkunst en niet in de laatste plaats door zijn machtspositie – gaat invloed uit op anderen, wellicht allereerst leden uit zijn kabinetten en VVD-kamerleden. Zijn er memoires waarin een politicus toegeeft, talig schatplichtig te zijn aan deze of gene?
Laatste vraag: Gebruikt premier Rutte dit schuren? Ja – maar in beperkte mate. Vooral tijdens Rutte I bediende hij zich ervan om problemen in kleinere proporties voor te stellen, via een eufemisme downplaying en hier niet voor het eerst, bv. uit de sector Fratsen en Knokken:
• “Er is ook met alle maatschappelijke organisaties goed contact, maar het is onvermijdelijk dat het ook wel eens schuurt in die relatie, en dat je het niet altijd eens bent.”
• “dat het vervolgens ook in de uitvoering schuurt, dat daar gesprekken over plaatsvinden dat vind ik alleen maar logisch”
• “Dat kan ook leiden tot het schuren van machtsposities.”
En in het begin eenmaal ten tijde van Rutte II:
• “heel veel dingen schuren ergens tegenaan, maar zolang er geen grote lakschade is, is dat geen ramp.”
Als Mark Rutte invloed heeft op het Haagse taalgebruik, moet schuren over z’n hoogtepunt heen zijn.
Tot zover deze reeks van 100 stukken over de taal van de Nederlandse minister-president. Zó zijn we in september begonnen (onder het kopje Verkennen): “Het wordt tijd, te gaan luisteren naar Mark Rutte om daar in dit blog verslag van uit te brengen. Wat zullen we zeggen, vanaf nu min of meer dagelijks een keer of honderd op deze plek?” Dat aantal is nu gehaald en het is een mooi moment om er – althans voorlopig – mee te stoppen, want de aandacht zal op weg naar de verkiezingen minder en minder naar de premier en toenemend naar de lijsttrekker Rutte uitgaan. Daar wringt en wrijft en knelt en klemt en schuurt al snel iets!
Morgen als afsluiting volgt hier een serie woorden die in het lexicon van Rutte niet mogen ontbreken, inclusief inhoudelijke omschrijving van deze Ruttiaanse Reeks als hulp bij het verstaan van taal in campagnetijd. En daarna? Het zal hier vaker gaan over taal, maar in de aanloop naar de verkiezingen meer in het algemeen uit de politiek en dus niet zozeer bij uitstek over de bijdragen van Mark Rutte in dat geheel.
Aanvulling 23.08.2022: Schuren is aan een revival bezig. Over het interview van Wopke Hoekstra in het AD van de vorige week (in een dubbelrol als leider van het CDA en tegelijk minister plus vice-premier in Rutte-IV) is vandaag een debat tijdens het zomerreces gevolgd waarin dat schuren (met de Grondwet) veel langs kwam. Eenheid van kabinetsbeleid verlaten door in een interview enige afstand van te nemen van de gepresenteerde stikstofplannen, kan dat? Het werkwoord schuren loste voor Rutte dat probleem op omdat het de antwoorden ja en nee in zich verenigt.