Via een simpel onderzoekje is met behulp van de Ngramviewer van DBNL na te gaan, in welke periode het woord plotsklaps is ontstaan, althans opgekomen. Aan de afbeelding is te zien, dat we in dit geval moeten onderscheiden tussen ontstaan en ingang in de praktijk, bekijk deze grafiek:

PLOTSKLAPS (DBNL)
Het is een verrassend gegeven, dat er in 1835 twee gevallen van een woord voor het eerst opduiken waarna datzelfde woord pas een eeuw later (rond 1930, 1940) opnieuw en vanaf dan vaker voorkomt in het Nederlands. Wie plotsklaps via deze hulp van DBNL heeft gevonden, komt snel verder door het aanklikken van het bovenste puntje van een opgaande lijn in de grafiek op het aantal voorkomens van een jaar plus de bronnen. Prachtig systeem. Zo zien we simpel dat de twee vondsten van 1835 toegeschreven moeten worden aan Johannes ‘Klikspaan’ Kneppelhout (1814-1885). Maar de teksten waar DBNL zich op baseert, dateren alleen in hun origineel van 1835, hier betreft het een vertaling van zijn Franse tekst L’éducation par l’amitié die in 1980 in Maatstaf als ‘Pleidooi der vriendschap’ is gepubliceerd door Marita Mathijsen en Frank Ligtvoet. Zij zijn het dus die plotsklaps hebben gekozen, niet Klikspaan zelf. De twee gevallen van 1835 moeten we in de DBNL-grafiek feitelijk verplaatsen naar 1980.
Dat is ook een logischer plek. Het eerste gebruik registreren we nu bij een vrouw uit Indië die een brief schreef aan Menno ter Braak (1929) en hij gebruikte op zijn beurt datzelfde plotsklaps een jaar later in een brief aan een andere vrouw. Op grond daarvan en op basis van het DBNL-beeld is het dan niet vreemd dat plotsklaps voor het eerst in Koenens Handwoordenboek opgenomen staat in de 23ste editie van H.L. Bezoen uit 1951. Hij schrijft er – ongetwijfeld terecht – bij, dat het een schertsende vorm is die het begin van plotseling en het eind van het synonieme eensklaps bij elkaar heeft gevoegd. Dat is morfologisch een interessant en niet veel gesignaleerd procedé. 1)
Wat ook past bij de grafiek van DBNL: in de Handelingen van de Tweede Kamer is het eerste gebruik van plotsklaps te vinden in een bijdrage op 3 oktober 1961. De primeur komt van PvdA-fractieleider Jaap Burger, die later bekend werd om zijn ongepolijste formeren van het kabinet-Den Uyl. Nog in hetzelfde kalenderjaar is Jopie Knol (KVP, ze verliet de Kamer toen ze zou gaan trouwen en mevrouw Van der Heijden werd 2) de tweede die het woord kiest, waarna het enkele jaren duurt voordat Hannie van Leeuwen (ARP) als derde plotsklaps bezigt. (Het lijken ook buiten het parlement aanvankelijk vooral vrouwen die plotsklaps gebruiken.)
De echte doorbraak van het woord heeft blijkens de Handelingen plaats in de jaren ’70 en ’80 van de vorige eeuw. Maar nog steeds wordt plotsklaps nu en dan in de plenaire zaal van de Tweede Kamer gebruikt. In 2016 bijvoorbeeld driemaal, in het kalenderjaar 2015 twee keer. Speels is het inmiddels niet meer, het is zo te zien gewoon een volwassen geworden kind van beide ouders plotseling en eensklaps.
1) Vergelijk puinhoop+rotzooi -> puinzooi. Of een apotheek die zich Alphega noemt (alpha+omega).
2) Mevrouw Van der Heijden-Knol zat maar kort in de Tweede Kamer maar vertoonde wel enkele malen opvallend stemgedrag: zie Parlement & Politiek.