De Tweede Kamer is er eigenlijk te klein voor (de Eerste trouwens nog meer), wanneer daar de Algemene en Politieke Beschouwingen – kortweg APB – gehouden worden. Bij een regeringsverklaring is dat niet minder het geval. Vak K bevat onvoldoende ruimte voor het hele kabinet, keurig hiërarchisch geordend, de staatssecretarissen achteraan. En alle Kamerleden zitten op hun plek, wat net zo’n ongebruikelijk volle aanblik biedt. De eigenlijke klus wordt geklaard door de minister-president (op de tweede dag) en door de fractievoorzitters op beide dagen, meer of minder zichtbaar gesecondeerd door degene die naast hem of haar zit.
In 2007 was dé talige gebeurtenis van de APB de doorbraak van de Hardwerkende Nederlander. Laten we Sheila Sitalsing aan het woord laten. Ze schreef in de Volkskrant van 20.09.2007:
“Hij kan er helaas niet bij zijn deze woensdag – hij moet namelijk werken – maar zijn geest waart rond in de grote debatzaal van de Tweede Kamer. Om de haverklap wordt er stilgestaan bij zijn sores en zijn noden: de hardwerkende Nederlander – kortweg HWN’er –, het nieuwste troeteldier van politiek Den Haag. Een HWN’er is, in de woorden van VVD-fractievoorzitter Rutte, iemand die ’s morgens om zeven uur opstaat, zich de hele dag het schompes werkt, om zich na gedane arbeid door de file naar huis te haasten, waar de kinderen in bad en bed gestopt moeten worden. Eerst was hij alleen van Rutte, die eerder dit jaar bedacht dat de VVD de partij van de hardwerkende man was. Nu, de dag na Prinsjesdag, is hij plots van iedereen. Het is de dag van de Algemene Beschouwingen, het belangrijkste politieke debat van het jaar. Finest hour voor de fractievoorzitters van de politieke partijen, waarin ze omstandig reageren op de dinsdag ontvouwde kabinetsplannen in de Miljoenennota. (…) Zelfs Jacques Tichelaar, de aanvoerder van de sociaal-democraten in de Kamer, omarmt de HWN’er, die bij hem ‘het cement van de samenleving’ heet.”
Tientallen en tientallen malen viel de Hardwerkende Nederlander die beide dagen bij de Algemene Beschouwingen. Maar dat was niet voor het eerst, hij had al een kleine parlementaire voorgeschiedenis. In juli 2007 was er een rolletje voor hem bij een financieel debat, waar Frans Weekers (VVD) en Tony van Dijck (PVV) ‘m ten tonele voerden – minister Wouter Bos antwoordde en had het over “hardwerkende middengroepen”. In juni kwam de HWN’er langs bij een overleg waarbij Mirjam Sterk (CDA) en Stef Blok (VVD) hem omarmden, twee dagen nadat Mark Rutte (VVD) en Geert Wilders (PVV) het begrip ook al bezigden in de vergaderzaal. Dezelfde Kamerleden Rutte en Wilders hadden het in maart respectievelijk over de Hardwerkende Nederlander en de Hardwerkende Burger. En weer iets verder terug in de tijd, in september 2006, vroeg Mark Rutte bij de Algemene Beschouwingen aan zijn collega Wouter Bos: “Hoe zijn de hardwerkende Nederlanders dadelijk bij u af?” Bos sprak in zijn antwoord over “hardwekkende gezinnen”.
Ook als Sheila Sitalsing vluchtig in de verslagen van de vergaderingen gekeken had, zou ze hebben moeten concluderen, dat het auteursrecht van de Hardwerkende Nederlander van Mark Rutte was. Dat nu is niet het geval. We moeten namelijk nog twee jaar verder terug om de allereerste maal te vinden dat de hardwerkende Nederlander in de Tweede Kamer genoemd wordt. Dat gebeurt op 12 én op 13 oktober 2004, beide keren door Martijn van Dam. Tweemaal verzet dit PvdA-kamerlid zich tegen wat hij noemt denigrerende opmerkingen van minister Brinkhorst van Economische Zaken over “hardwerkende Nederlanders”, in de samenvatting van Martijn van Dam.*)

MARTIJN VAN DAM (Rijksoverheid.nl)
Waar zou Van Dam in de volle bankjes gezeten hebben, toen zijn fractievoorzitter Tichelaar (zélfs Jacques Tichelaar zou Sitalsing schrijven) in 2007 tegen z’n VVD-collega zei: “De minima worden dit maal ontzien en een aantal oneerlijke voordeeltjes voor de hoogste inkomens wordt afgeschaft. Dat is, mijnheer Rutte, ook in het belang van hardwerkende Nederlanders.” En passant gaf hij daarmee de hardwerkende Nederlander weg aan de politieke tegenstander, terwijl het begrip uit zijn eigen fractie stamde. Ook minister-president-Balkenende had het over “de hardwerkende Nederlander waar de heer Rutte over spreekt”. Jan Marijnissen (SP) en Arie Slob (CU) citeren Rutte eveneens als ze het over de HWN’er hebben.
Een van de kenmerken van de HWN’er is in de definitie van Rutte (naar de weergave van Sitalsing), dat deze “zich de hele dag het schompes werkt”. Dat is niet direct taal van de VVD of van D66. Het staat voor het eerst plenair in de Tweede Kamer vermeld in een verslag van 02.09.1998: “Voorzitter! Hoewel het niet de gewoonte is, wil ik aan het eind van deze tweede termijn mijn medewerkster, Marieke Köbben, bedanken, omdat zij zich, op z’n Amsterdams gezegd, het schompes heeft gewerkt aan dit wetsvoorstel. Dat mag toch ook wel eens gezegd worden.” Die Amsterdammer was Rob Oudkerk, PvdA. Zijn fractiegenoot Hans Spekman gebruikte het nadien enkele malen.
Hoezo, schompes volkse, informele taal, eerder PvdA of SP maar géen VVD- of D66-woord? Pleur toch op! Bij de APB van 2016 sprak Alexander Pechtold (oud-burgemeester) van een burgemeester die zich een avond lang het schompes stond te werken om opvangplaatsen voor asielzoekers te realiseren.
*) Sheila Sitalsing twittert dat ze in Mark. Portret van een premier heeft uitgelegd wie de uitdrukking echt als eerste gebruikt heeft. Op p. 112 staat het toegeschreven aan Hans Gualthérie van Weezel (CDA) in een debat over Schengen in 1992 – dat heb ik over het hoofd gezien. (SR)
“Hardwerkende Nederlander”, “Brave belastingbetaler”. Ze zijn niet allemaal zo!
Politiek taalgebruik dat lekker bekt, maar niet stereotiep is voor iedereen die “werkt”…of betaalt…