FLUT – Mega– kunnen we een woord noemen dat een hoge vlucht kreeg in de jaren ’90 van de vorige eeuw. Giga– is nog niet zo succesvol, het is ook een tikkeltje later in gebruik gekomen dan mega-. Flut– is juist een typisch woord al voor de jaren ’70. Het dateert niet alleen van iets eerder, het heeft ook een andere betekenis. Terwijl mega– en giga– betrekking hebben op de mate van iets (dat positief of negatief te waarderen is al naar het past), heeft flut alleen de betekenis van ‘waardeloos, kan zo de prullenmand in’. In de Tweede Kamer zag fractievoorzitter Nederhorst van de PvdA “liever een wat meer vertrouwenwekkende nota over enige tijd dan een “flutnota” over enkele weken”, zo zegt hij in het debat met minister De Block van Economische Zaken (27 november 1969).
Kamerlid Hermsen (KVP later CDA) gebruikt het niet zelf maar citeert enkele jaren later Ko Wieringa, (PvdA) die een bestuurlijke tekst ook al een flutnota had genoemd. Michel van Hulten (PPR later GroenLinks, vader van Michiel) wil dat Verkeer en Waterstaat niet langer flut-onderwerpen subsidieert als onderzoek naar de taal van de Noordoostpolder dat “enormiteiten” bevat omtrent de voorspelling van het toekomstige dialect aldaar. Dan is het 7 maart 1973 en in hetzelfde jaar komen woorden als flut-onderwerpen, flutvoorbeelden, flutbepaling in de Handelingen voor. In 1975 kwalificeert minister-president Den Uyl (opvallend, iemand van regeringszijde) de kwestie van de benoeming van NOS-voorzitter Erik Jurgens als een flutzaak, zie Medezeggingschap; de opleiding tot Inrichtingsassistentie (INAS) wordt flut genoemd; Ria Beckers (PPR later GroenLinks zegt in 1978 dat een bepaalde vraag van haar op een flutmanier door de staatssecretaris (De Jong Kzn.) is beantwoord; in 1979 is er sprake van flutjournalistiek bij een zeker omroepblad.
Flut-motie, flut-argument, flut-antwoord, flut-uitspraak, flut-beleid, flut-raden (leidende gremia in Europa), flut-bedragen, allerlei woorden worden in de vergaderingen gebezigd. Pas dan, in 1990, wordt na 1978 voor het eerst iets weer “flut” genoemd zonder de vorm van een samenstelling te kiezen, namelijk dat wat er is overgebleven van het reiskostenforfait in de beoordeling van de heer Te Veldhuis (VVD).
In 2003 is het al een jaar of vijf geleden dat flut in de Kamer klonk. Dan noemt Jan Marijnissen (SP) de houding van het kabinet-Balkenende inzake de inval in Irak een flut-standpunt. De MP is not amused: “Ik zal dit standpunt van de heer Marijnissen overbrengen aan de regering van Italië en de regering van Spanje, want zij kiezen hetzelfde standpunt. Zij hebben dus flutstandpunten. Ik zal tegen de heren Berlusconi en Aznar zeggen: de heer Marijnissen zegt dat u een flutstandpunt heeft.” Waarop Marijnissen vraagt om een afschrift van de desbetreffende brieven. Wat is het Spaans of het Italiaans voor flut of schreef Balkenende in het Engels met z’n collega’s?
Ook in 2010 is flut- alweer wat weggezakt als Paul Ulenbelt (SP) het noemt in relatie met het flutcontract voor werkende jongeren en een flut-wetsvoorstel. Hans Spekman (PvdA) spreekt een jaar later van een flut-antwoord van staatssecretaris De Krom.
Maar erg veel furore maakt flut dus niet in de vergaderingen van de Tweede Kamer: het komt sinds 1969 soms een poos op en daarna raakt het een tijdje in de vergetelheid; vervolgens poetst iemand het op en zorgt dan voor een zeker schrik-effect. Met hoorbaar genoegen moet Madeleine van Toorenburg (CDA) – haar taal is niet zelden opmerkelijk – opkomen vóor het behoud van de oude Provincies en zich dus uitspreken tégen de invoering van Landsdelen. In dat kader valt FLUT diverse malen, maar FLUT staat hier voor FLevoland-UTrecht, soms verlengd in Noord-FLUT (Noord-Holland erbij gerekend). Eind 2012 heeft mevrouw het over de Noord-FLUT-provincie, de mega-FLUT-provincie. Het CDA is dan juist in de oppositie maar was er als deelnemer in Rutte-I nog wel voorstander van.
Mevrouw Klever (PVV) intensiveert flut door het te herhalen. Dat gebeurt op 19 juni 2014 in een debat met minister Schippers, Volksgezondheid – het gaat over de inkoop door verzekeraars: “Als daar flut, flut en flut staat, dan denk je: dat is echt flut.”
8xFLUT (Twitter)
In 2016 zijn Louis Bontes (voorheen PVV) en Erik Smaling (SP) vrijwel de laatsten in de vorige Kamer die het gebruiken. Zij betitelen achtereenvolgens de overeenkomst met Oekraïne als een flutakkoord en een tekst over de gaswinning een flut-rapport. De nieuwe Kamer is eind maart of in april nog niet zover gekomen dat men flut gebruikt, maar daar maken mevrouw Klever en de heren Bontes en Smaling geen deel meer van uit. Hun opvolgers moeten wel beseffen dat flut bij uitstek gebruikt wordt in combinatie met politieke begrippen en vergadertermen. Het is een wat informeel woord dat in een theoretische context valt. Daarbij betitelt de oppositie even voorspelbaar andere dingen zo als dat het kabinet dat doet of de regeringspartijen. Die noemen problemen en uitdagingen eerder mega en giga.
We hebben momenteel geen echte regering. Geen wonder dat de parlementariërs zich talig een poosje wat gedeisd houden. Maar wacht even op de komst van een nieuw kabinet en binnen de kortste keren zijn er vooral volgens de oppositie buiten CU en SGP weer dingen flut, flut, flut.
Goed weekend!
Volgens mij is “flut” een nettere uitdrukking dan het “hedendaagse” “sh*t”, “f*ck”, “k*t”…
Er was toen nog wat meer fatsoen, denk ik…
Toevallig kwam het vandaag weer langs in het Verantwoordingsdebat door Leijten: “Een jeugd die geen vast contract meer krijgt maar alleen maar van die flex-flutcontractjes.”