Mogen Kamerleden roepen? Als ze naar een spreker schreeuwen zonder gebruik te maken van de interruptiemicrofoon en degene die het woord heeft negeert het, dan komt het niet eens in de Handelingen. Het zal van de Kamervoorzitter afhangen of hij/zij vindt of de orde verstoord wordt. Daarover handelt artikel 58 van het Reglement van Orde.
Mogen sprekers schreeuwen? Als Thierry Baudet uit het hoofd een tekst wil opzeggen en die als motie indienen, zegt de voorzitster dat het zo niet gaat. Baudet (FVD) vraagt: “Waar staat dat?” Dat is een verrassende vraag – niet ieder nieuw lid heeft zich blijkbaar geprepareerd op de regels van het spel. Maar ook de voorzitster weet het antwoord niet direct en zegt dat er geschreven en ongeschreven regels zijn. Pas even later is ze gesouffleerd en weet ze dat het inderdaad in het RvO staat. (Dat gebeurde op 17 mei j.l.) Artikel 66 bepaalt over zo’n in te dienen Kamer-uitspraak: “moet kort en duidelijk geformuleerd, op schrift gebracht en door de voorsteller ondertekend zijn”.
Het antwoord op die vraag of Kamerleden mogen roepen als ze het woord hebben, staat niet in het Reglement van Orde (of de griffie moet me corrigeren want ik heb het als niet-Kamerlid evenmin bestudeerd als Baudet of mevrouw Arib). Maar als ze het toch willen, is er altijd wel een list te verzinnen. Een voorbeeld daarvan vertelt het SDAP-lid Willem Vliegen al in 1909. De drukpers was vrij en de verspreiding van drukwerk (colportage) daarmee ook – vond men aanvankelijk. Maar de opkomst van de arbeiderspers zorgde voor reactie in de vorm van beknotting. Vrijheid is prima zolang niet iedereen er gebruik van maakt. In het katholieke Maastricht – inmiddels bekend als de geboorteplaats van die niet-schreeuwer Tom Dumoulin die de Giro gisteren won – werd dat politiek ongewenste rode gedoe met de volgende bepaling de kop ingedrukt in de plaatselijke politie-verordening: “Het is verboden op of aan den openbaren weg luid roepende of schreeuwende, boeken, couranten, losse bladen, prenten, tijdschriften of andere gedrukte of geschreven stukken te koop of om niet aan te bieden, aan te bevelen of bekend te maken of met zoodanig reclamemiddel rond te gaan, dat de openbare orde verstoord of bedreigd, of den goeden zeden aanstoot gegeven wordt.”
Tevreden stelt Vliegen vast, hoe aan deze specifieke (en specifiek bedoelde) wettelijke bepaling ontkomen werd: “Wie niet sterk is moet slim zijn en wij hebben het middel gevonden om door de mazen van dat artikel van de verordening heen te komen, op volkomen wettelijke wijze. In het artikel is sprake van roepen of schreeuwen, welnu, in plaats van te roepen, neemt men thans een trompet, en blaast daarop. Dat is niet verboden en van muziek houdt men in die zuidelijke streken. Zoo is het gelukt de colportage te doen voortduren.”
Waar een wil is, is een weg die suggereert dat een trompet binnen de Maastrichtse verordening niet gold als een reclamemiddel. Volgens de ongeschreven regels van het RvO zullen Kamerleden vast geacht worden, níet op de trompet te blazen of in de microfoon te roepen, maar niet zelden schreeuwen zij het uit. Bijvoorbeeld in bijdragen over Ontiegelijk en Onwijs is beschreven, hoezeer de Geachte Afgevaardigden*) hun woorden kracht bijzetten,- sommige partijen meer dan andere.

DE ROODEN ROEPEN
In een klein serietje probeer ik voorbeelden van woorden (en uitdrukkingen) te bekijken die in de loop der tijd die functie van het aanzetten van taal in de Tweede Kamer hebben gekregen. De titel van die reeks levert alvast drie vergelijkbare illustraties in de vorm van idioot, waanzinnig en krankzinnig, maar er zijn er meer. En de reeks zal niet uitputtend zijn. (Wordt vervolgd.)
*) Afgevaardigde is typisch een aanduiding die nog dateert uit de tijd van het Districtenstelsel waarbij iemand een bepaald stukje Nederland vertegenwoordigde.
In plaats van te proberen een antwoord te geven op de vraag van de heer Baudet (‘Waar staat dat?’) had de voorzitster beter een wedervraag kunnen stellen: “Dus, meneer Baudet, u dient een motie in zonder u vooraf te laten informeren hoe dat moet? Ik zou zeggen, dat u zich voortaan wat beter moet voorbereiden?”