Modewoorden (ii)

Meindert Leerling (RPF, later opgegaan in de CU – zie over hem bijvoorbeeld Dichtschroeien of Mega c.a.) trok in de vroegere jaren ’80 meer dan eens van leer tegen één bepaalde term. Terwijl anderen in deze periode in hun parlementaire bijdragen wezen op nieuwe woorden als lapidair, emancipatie, instrumentarium, innovatie en ontwikkelingssamenwerking (in plaats van ontwikkelingshulp), bestreed Leerling enkele malen het begrip discriminatie. Hij begon op 10 november 1981: “(…) artikel 1, lid 1, waarin wordt gesproken over discriminatie. Mijn fractie heeft reeds bij de schriftelijke behandeling het begrip ‘discriminatie’ een modewoord genoemd. Het begrip is multi-interpretabel. Dat maakt het ongrijpbaar. Dat heeft Minister De Ruiter onlangs in deze Kamer ook nog eens met zoveel woorden gezegd. De Regering heeft ontkend dat discriminatie een modewoord is met onder meer de opmerking dat het begrip vermeld staat in het Wetboek van Strafrecht en in de Engelse tekst van belangrijke verdragen, maar daarmee is mijn stelling allerminst weerlegd. Discriminatie betekent letterlijk: apart zetten. En dan met een sterk negatieve bedoeling, een handeling met een vernederend effect.”

Daags erna (11.11.1981) reageerde staatssecretaris Scheltema woorden wegend, lees de Handelingen:

“Ik denk daarbij in het bijzonder aan de heren Van Rossum, Schutte en Leerling. Zij vonden het begrip ‘discriminatie’, dat in dit artikel aan de orde is, een ongrijpbaar begrip. De heer Van Rossum sprak zelfs over ‘willekeur’, terwijl de heer Leerling het woord discriminatie een ‘modewoord’ noemde.

De heer Van Rossum (SGP): Ik gebruikte het woord ‘willekeur’ in navolging van Groen van Prinsterer.

Staatssecretaris Scheltema: Daarmee krijgt het woord ongetwijfeld meer betekenis! Desalniettemin is de vrees ongefundeerd dat er willekeur uit deze bepaling voortvloeit. Hierbij speelt een rol dat discriminatie niet zo maar een woord is, doch langzamerhand een woord dat in het juridisch spraakgebruik wel degelijk een eigen betekenis heeft verkregen. Het woord is opgenomen in nationale en internationale regelingen en het heeft daardoor een bepaalde interpretatie gekregen.”

Het is goed mogelijk dat precies onderzoek uit zou wijzen, dat van politiek confessioneel-rechterzijde nogal eens veroordelend over modewoorden gesproken wordt, terwijl juist juristen geneigd zijn nieuwe termen wat voorzichtiger proevend tegen het licht te houden alvorens zij tot een uitspraak komen.

Leerling bleef volhouden, getuige zijn bijdrage op 13 september 1983: “Zolang niet alle Nederlanders kiesgerechtigd zijn, zou je kunnen spreken van discriminatie, om het modewoord met enige omzichtigheid toch maar te gebruiken.” En een jaar later, 25 oktober 1984, trok hij dezelfde kaart: “Is dat in zijn ogen ook geen vorm van discriminatie? Dat begrip wordt van lieverlee een modewoord, maar laat ik het ook eens gebruiken.”

Ds. Pieter Zandt zat lange jaren voor de SGP in de Tweede Kamer, van 1925-1961.

Ds P. Zandt (bron: https://gereformeerden.wordpress.com/ds-p-zandt/)

We kunnen hem de collega proximus noemen van ds. C.A. Lingbeek. (Zie de bijdrage onder de titel Schrijden.) Ds. Zandt had diverse malen een term op het oog waarop hij het vizier en z’n pijlen richtte:

  • 1937 internationaal ( “(…) het woord ,,recht” al opsmukken met het modewoord “internationaal”, dewijl het recht nu eenmaal geen mode-artikel is”) [Ds. Zandt was ook tegenstander van het Nederlandse lidmaatschap van de Volkenbond]
  • 1946 vooruitstrevend (“Het staat wel vast, dat het woord “vooruitstrevend” alleen genoeg is om het hoofd van duizenden kiezers op hol te brengen. Het is het modewoord van dezen tijd. Maar aangezien de mode met den dag komt en met den dag gaat, zit er in dit modewoord niets dat vastigheid biedt, niets dat eenige zekerheid voor het welslagen (…)”)
  • 1952 progressief (“Het woord progressief is in heel de Heilige Schrift niet te vinden. Het is een modewoord, zoals er reeds zovele modewoorden aangeheven en verstomd zijn. Ruim een eeuw terug waren modewoorden van de tijd “verlicht”, “beschaafd” en “denkend” en elk, die aan die woorden geen genoegzame hulde bracht, werd uitgekreten voor een nachtuil, een man van de nachtschuit, ja zelfs voor een aterling. Nu is dan het woord progressief het modewoord van onze tijd geworden. (…) Moeilijk had men een woord kunnen vinden, dat zo weinig zeggend is als dit adjectief. Het is voor allerlei uitleg vatbaar. Duizenden en duizenden zijn er in de wereld, die de progressiviteit, waarop velen zich hier beroemen, reactionnair geknoei noemen, hetgeen wel heel duidelijk illustreert, van hoe geringe waarde het modewoord progressief is.”)

Dat laatste begrip was in 1948 al veroordeeld door Charles Welter (eigenlijk KVP, toen overigens een poosje onder eigen naam in de Kamer): “Het grote modewoord werd: progressief. Progressief moest men zijn.” Welter heeft het vast met hoorbaar misprijzen uitgesproken. (Wordt vervolgd)

 

Over Siemon

Siemon Reker (1950, Uithuizen) was hoogleraar Groninger taal en cultuur aan de Rijksuniversiteit Groningen tot aan zijn emeritaat in 2016. Eerder was hij onder meer streektaalfunctionaris van de Provincie Groningen en actief in de journalistiek (Nieuwsblad van het Noorden, Radio Noord). Publicaties staan onder het kopje C.V.
Dit bericht is geplaatst in PARLEVINKEN. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.