De tekst Huibui (i) had betrekking op dr. Fokke Akkerman, en de versie zoals die in juni 2014 was, is hem verstrekt door onze tussenpersoon, de collega die inmiddels oud-collega was. Akkerman was ermee ingenomen, begreep ik – het zou hem plezieren als ik ‘m een keer zou bellen. Ik heb het niet gedaan, mede in de wetenschap dat hij een verzorgende taak had in verband met zijn zieke vrouw. Ergens in 2016 zag ik hem in paramedische sfeer in een wachtkamer en ging naast hem zitten. Maar voor hij me herkende en we een gesprek zouden kunnen beginnen (huilbui lag op m’n lippen), werd hij weggeroepen.
In januari van dit jaar overleed hij, enkele weken na z’n echtgenote. Ik vond op internet een in memoriam dat voldoende verband houdt met mijn indrukken om daar op te wijzen.
Door een toeval vind ik in de zomer van 2017 het origineel van het gedicht dat het contact tussen Fokke Akkerman en mij vormde. Geschreven in de groene inkt die Jan Siebo Uffen (Siebo is de basis van het omgedraaide Obeis, zoals gezegd: dat is een van Uffens poëten-pseudoniemen) veel gebruikt heeft. Het is niet het schuine schrift dat bij iemand die kort na WOII naar de lagere school ging te verwachten zou zijn, Jan Siebo was vast ook in dat opzicht onderscheidend, modern.
Het begin ziet er zo uit, inderdaad, het opent met Huibui – Huilbui was een begrijpelijke overtikfout.