De Heidelberger Catechismus is heel praktisch en systematisch opgedeeld in wat heet 52 Zondagen: wekelijks kon er zo een speciale kerkdienst gereserveerd worden om een bepaald deel onder de aandacht te brengen en de totaliteit vergde dus precies één jaar. Nu ja, elke Zondag bestond uit een of meer Vragen, voorzien van een langer of korter antwoord waaraan ter adstructie Bijbelcitaten toegevoegd zijn. Zondag 49 informeert in vraag 124: “Welke is de derde bede?” Het antwoord daarop is: “Uw wil geschiede gelijk in den hemel, alzo ook op de aarde. Dat is: Geef dat wij en alle mensen onzen eigen wil verzaken en Uw wil, die alleen goed is, zonder enig tegenspreken gehoorzaam zijn; opdat alzo een iegelijk zijn ambt en beroep zo gewilliglijk en getrouwelijk moge bedienen en uitvoeren, als de engelen in den hemel doen.”
In deze passage draait het dus om de volstrekte gehoorzaamheid (“zonder enig tegenspreken”), “opdat alzo een iegelijk zijn ambt en beroep zo gewilliglijk en getrouwelijk moge bedienen en uitvoeren, als de engelen in den hemel doen.” Afgezien van de bijzondere bijwoorden gewilliglijk en getrouwelijk wordt het onbepaalde voornaamwoord iegelijk gebruikt, met de betekenis ‘wie ook’. (Vergelijk het Duitse jeglicher dat in tegenstelling tot ons iegelijk niet “archaïsch” genoemd kan worden.)

LUTHER-standbeeld Dresden (SR)
Als we vroegere SGP-Kamerleden als Van Dis, Kerstens of Van Rossum in de Handelingen het woord iegelijk zien gebruiken, is dat geen wonder. Het is het eigenlijk ook niet als juristen het doen; in oudere wetsbepalingen kan oudere taal doorklinken zo horen we aan bijdragen van Laurens-Jan Brinkhorst (op 26 februari 1975) en Erik Jurgens (op 17 april 1975). Dat is ook wat het geval als staatssecretaris Henk Koning op 6 december 1988 uitlegt wie er in het land de baas is: “Een iegelijk weet dat de Kamer uiteindelijk het laatste woord heeft, …”. Hij had zélf het laatste woord in de TK, voor wie op het gebruik van iegelijk let in die kring.
Minister Jan Pronk (geen wonder met zijn Scheveningse herkomstmilieu) citeerde in 1992 een keer de Statenvertaling, inclusief iegelijk maar dat betrof dus een aanhaling.
Veel verrassender zijn drie citaten van een-en-hetzelfde Kamerlid in een-en-hetzelfde jaar, 1980:
- (…) wil ik toch graag gesignaleerd hebben dat dit soort onderlinge aankondigingen een iegelijk in deze Kamer aangaat (03.06.1980)
- Een iegelijk die vóór de motie stemt of er wellicht achter heeft gestaan bij de indiening (…) (17.09.1980)
- Is het niet zo dat een iegelijk die dit vertrouwelijke contract gelezen heeft volstrekt gerechtigd is om alles wat hij relevant vindt in dat contract hier in deze Kamer voor te lezen? (06.11.1980)
Hier is iemand aan het woord zónder een verleden in het protestantse milieu waarin de Heidelberger van belang was en hij was van beroep géen jurist: Marcus Bakker (CPN). Het oude, verdwenen maar juridisch klinkende woord iegelijk kon Bakker aangrijpen om zijn algemene, principiële woorden kracht bij te zetten. Wat scheelde Marcus Bakker toch in 1980?