Zoeken naar het woord poes in de Handelingen van de Tweede Kamer (wegens Tom Poes en diens taal, zie de vorige aflevering) levert een talige bijvangst op die ons allereerst brengt bij Wim van de Camp. Op 12 november 1997 valt Sharon Dijksma (PvdA) deze CDA-collega aan over wat hij doet tijdens de begrotingsbehandeling: “Dat is toch heel merkwaardig. Ik kan me voorstellen dat je bij een omvangrijke begroting voor heel kleine bedragen een motie indient, maar een bedrag van 61 mln. is toch geen kattenpis. Ik kan me voorstellen dat het onderwijsveld er gebaat bij is om te weten waar dat geld opgehoest moet worden. (…) U heeft nogal wat kritiek geleverd, vooral op de “open einden” in de begroting. Zou u niet het goede voorbeeld geven als u zelf niet deed wat u de minister en de staatssecretaris verwijt, als u dus geen voorzieningen met een open einde voorstelde?” Van de Camps reactie: “Als ik een amendement zonder dekking indiende, zou ik dat verwijt, en zeker dat van de urine van de poes, wel terecht vinden, maar ik dien geen ongedekt amendement in.”
Terloops parafraseert, ja corrigeert Van de Camp het door Sharon Dijksma gebruikte woord kattenpis en spreekt komisch bedoeld en allicht minder aanstootgevend van ‘urine van de poes’. Kattenpis is een woord dat ter linkerzijde in de Tweede Kamer wél, meer naar rechts níet benut wordt. Bovendien zijn het relatief vaak vrouwen die het woord gebruiken. Olga Scheltema (D66) is in 1995 de eerste en ze gebruikt het zelfs tweemaal in haar tijd als Kamerlid. Verder zien we van GroenLinks de leden Rosenmöller, Naïma Azough, Vendrik, Ineke van Gent, van de SP Krista van Velzen (diverse keren), Sadet Karabulut, Bashir, Smaling. Angelien Eijsink is naast Sharon Dijksma het enige PvdA-lid in dit rijtje. Als minister bezigt Laurens-Jan Brinkhorst het eenmaal (“De heer Vendrik spreekt badinerend over het uitgeven van geld. Een bedrag van 2 mln. extra voor duurzame energie in een korte periode is geen kattenpis.” 3 november 2005), Sharon Dijksma doet het ook eenmaal in haar rol als staatssecretaris in verband met straffen voor dierenhandel: “Dat is letterlijk geen kattenpis.” (11.02.2014)
De stille correctie van Wim van de Camp brengt ons dus naar het CDA, de partij die in de onderzochte periode niet één keer kattenpis bezigde. Dat gebeurt ook met een tweede bijvangst, het bijzondere viespoezen. Dat is een werkwoord dat een wel zeer gering voorkomen kent in schriftelijke bronnen en Van Dale ook nog niet gehaald heeft. Het betekent zichtbaar ‘veroordeelde handelingen verrichten’ als we afgaan op de context waarin Joop Wolff (CPN) dat woord kiest. Hij beschrijft op 20 oktober 1976 wat het zogenaamde ethisch reveil van premier Van Agt in feite inhoudt: “Het ethisch reveil is een afbakening van de anderen, die dan (…) alleen gekarakteriseerd worden als voorstanders van pornowetgeving, van alternatieve samenlevingsvormen naast het huwelijk – een beetje viespoezen – als voorstanders van hulp aan minderjarige weglopers – een beetje kinderlokkerij – van abortus, minachters van het ongeboren leven. Als ik dat zo zie denk ik: het is een wat moeilijk beeld maar de heer Van Agt spreekt in spiegelschrift. Het gehoor moet het positief geformuleerde het liefst in negatieve zin opvatten. Met ethiek heeft dat niets te maken.” (Het citaat heb ik aangepast tot meer lopend Nederlands, SR.)
Het is een vergelijkbare vraag, of in plaats van ethisch door Van Agt (CDA) liever niet christelijk als term gekozen had moeten worden. Volgens de biografie van Van Agt (Johan van Merriënboer, Peter Bootsma, Peter van Griensven, Van Agt Biografie. Tour de force. Nijmegen 2008 blz. 139) creëerde hij de term ethisch reveil (in één adem genoemd met herbezinning) in een brief aan de onder kritiek liggende Limburgse bisschop Gijsen van Roermond. Het onderwerp in het contact Van Agt-Gijsen was de Nederlandse abortuspraktijk. De bisschop vergeleek zijn strijd daartegen met de oorlog tegen het Hitler-bewind. Snel na zijn geruchtmakende benoeming enkele jaren eerder maakte Gijsen van Rolduc een eigen, centrale priesteropleiding die ook gezien werd als een daad tegen zijn episcopale collega’s.
De brief waarin het ethisch reveil begon, dateert van 1974 en het ontwikkelde zich niet lang daarna tot verkiezingsthema van het CDA. Het is een wrang gegeven dat de tijd rond 1975 precies viel in het midden van de periode van 1945 – 2010 die de commissie-Deetman onderzocht in verband met seksueel misbruik van minderjarigen in de Rooms-Katholieke kerk. Ook “affectieve relaties” in Rolduc komen in dat rapport voor. They too.

CDA-affiche 1977