In 1904 constateert Jacobus Marinus Pijnacker Hordijk: “De paperassen-winkel te Batavia en te Buitenzorg, het is bekend, bevat heel veel waarvan het nut zeer problematiek is.” Het element –winkel (zoals in ons papierwinkel) is het zichtbaar negatief bedoelde etiket. Dat komt ook naar voren in andere maar wel zeer vergelijkbare gevallen als deze in de jaren erna:
- 1910 die geheele paperassenkraam van den heer Duymaer van Twist; den ontzettenden paperassen-winkel;
- 1911 den paperassenrommel
- 1912 dan krijgen wij ook niet al die paperassen en correspondenties. Voor niets ben ik zoo bang als voor die — ik kan het niet anders zeggen — vervloekte papierboel! (De Savornin Lohman); een groot stelsel van paperassen en omslag; hoe het Gouvernement werkt met allerlei paperassen, met allerlei peuterige bepalingen, die men op het papier zet;
- 1913 een paperassenmassa; (ambtenaren) die ten slotte weer den grooten paperassenwinkel zullen gaan vermeerderen
- 1915 een financieele bezuiniging, tevens een verbetering in zooverre, dat de paperassenwinkel, de paperassenrommel er eenigszins door zou verminderen
- 1919 paperassen en administratieven rompslomp
- 1926 Er was een groote paperassenwinkel, een groote heen-en-weer-schrijverij; als de betrokken ambtenaren eens konden vertellen hoeveel papier, hoeveel paperassen, hoeveel rapporten, hoeveel contra-rapporten moeten worden geschreven en gemaakt
Maar telkens zijn het niet de papieren, het is de tijdrovende invulling daarvan die irritatie wekt.
Dat is vanaf de jaren ’50 onveranderd zo, wanneer er een nieuwe, lange golf van klachten opkomt. Alleen dan gaat het vooral over paperassen in combinatie met dirigisme, met ambtenarij, met bureaucratie. Vergelijk de verzuchting uit 1973: “De hele paperassenboel van de huurharmonisatie moet in gang worden gebracht voor die 1 pct. extra huurverhoging.”
Welbeschouwd heeft paperassen twee betekenissen. De ene is die van ‘stukken, bescheiden’ die op een bepaald moment van belang zijn. Vergelijk wat minister Van Agt zegt in 1981 (“Ik kan het antwoord niet zo gauw in mijn paperassen vinden.”) of dit citaat uit 1989: “De heren Kok en Lubbers verdiepen zich in hun paperassen.” In 1993 is een parlementariër het niet eens met “iemand strafbaar te stellen omdat diegene zijn paperassen niet bij zich heeft”.

Van: awakeat2oclock.com
De negatieve betekenis kan voortkomen uit het bewerkelijke karakter van ‘formulieren’: daar kan het digitale tijdperk inmiddels een eind aan gemaakt hebben. Het afwijzende zit overigens overtuigender in twee varianten die ik bij toeval vond tijdens deze zoektocht, paperasserij en paperasserie. Dat is sowieso al bijzonder, eenzelfde woord op –erij én dito op –erie*) en ‘t is het achtervoegsel dat hier het negatieve aspect in zich draagt. Dat is soms bij dit suffix het geval maar zeker niet altijd; we hebben dwarsdrijverij en ambtenarij enerzijds maar boerderij en tovenarij anderzijds.
Laten we twee GPV/CU-parlementariërs afsluitend aan het woord laten. Zij waren per slot van rekening degenen die deze twee varianten volgens het verslag als laatsten hebben gebezigd: Bart Verbrugh op 4 december 1980 over de ontwapening: “Het blijft allemaal erg in de sfeer van de ambtelijke paperasserij.” Over het vastleggen van medische afspraken zegt Eimert van Middelkoop op 16 februari 1994 alsof het Frans is: “De beperking tot verrichtingen van ingrijpende aard voorkomt een paperasserie.”
Van Middelkoop had als parlementariër bovengemiddeld veel belangstelling voor taal. Hij heeft zich vast wel eens verbaasd over de vorm pastorie die eigenlijk eerder pastorij zou hebben kunnen luiden. Misschien wil de ChristenUnie dat ‘es aan @van_middelkoop voorleggen?
*) Soms zie je een drogisterij die zich ook aanprijst als parfumerie! Daar betreft ’t het handels-, winkelaspect zoals in een smederij, slagerij en chocolaterie, confiserie: Nederlands versus Frans.