Gewoon ‘es luisteren naar het inmiddels weer Wekelijkse Gesprek met de Minister-President (op 24 november 2017) en dan noteren wat er aan de taal van de premier opvalt, – toch maar doen? Voor een deel kan de lezer eerdere blog-bijdragen in de sfeer van taal-van-Rutte herkennen. Natuurlijk is het een wat formele setting waarin de premier opereert (interviewer en ondervraagde stáan tegenwoordig ook nog een keer), dus we verwonderen ons niet over het herhaalde gebruik van dat bijzondere Latijnse woord casus. Bijzonder, al was het omdat het meervoud van casus casus is. Casus en casuïstiek uit de mond van Mark Rutte betekent in concreto: ‘u hoort mij wel wat zeggen maar ik zwijg’.
Het formele aspect blijkt onder meer uit een formulering als “(…) heb ik te accepteren”: hebben te is bij onze premier niet simpelweg een alternatieve manier van zeggen voor ‘moeten, verplicht zijn’ – hebben te is ‘formeel verplicht zijn’. Het is de taak in mijn rol als premier, het is onze taak van het kabinet – in die context gebruikt Rutte hebben te.
En diezelfde formele setting hóor je bijkans de tekst die de MP aan zijn secretaresse zou kunnen dicteren over de planning van de reis van Willem-Alexander naar Sint Maarten: “De koning is voorzien daarheen te gaan.” Bij het dicteren van een brief of memo zou een beleidsambtenaar op het idee kunnen komen om te zeggen, “Nee, is voorzien daarheen te gaan dat is proces-verbaaltaal, dat moet soepeler”. Maar in het interview met Ron Fresen is het al gezegd en blijft het als het ware onveranderbaar overeind staan.
Veel opvallender is de hoeveelheid uitroeptekens die Rutte onzichtbaar plaatst. Een klein lijstje uit een-en-hetzelfde gesprek dat een minuut of 10 duurt, inclusief de vragen van Fresen:
heel goed
heel erg geschrokken
de veiligheidsdiensten zijn zeer alert
dolgraag over willen praten
ontzettend ingewikkelde kwesties
strengste terreurwetgeving van heel Europa
extreem gemotiveerd (2x)
heel trots op
zou graag veel meer vertellen
ben echt onder de indruk
ik snap ook heel goed
grote schade aan te richten
kan echt niets over zeggen
dat het idioot is, als
extra urgent
kolossale orkaan
eiland in puin
onder strikte voorwaarden bereid
om fiks te investeren
het gaat om groot geld
In dat geweld gaan anglicismen ten onder (voor twee redenen; dus dat gaat niet werken) en ook het vermogen van de premier om terloops kleinigheden te noemen die zijn grote belezenheid onderstrepen (een paar Duitse kranten opsommen waarin iets heeft gestaan) of detailkennis illustreren (te weten het moment van vertrek van de staatssecretaris naar het Caribische gebied).
Nee, veel overheersender zijn al die opgesomde momenten waar bijvoorbeeld geschrokken het bijwoord erg krijgt voorgevoegd en dat ook nog eens heel; waar de premier niet gewoon onder de indruk is maar echt; kwesties zijn op zich natuurlijk ingewikkeld (daar zijn het kwesties voor) maar dat wordt aangezet via ontzettend; urgent is zeer dringend maar mocht dat misverstanden wekken, het is extra urgent; veiligheidsdiensten zijn alert ‘oplettend, waakzaam, attent’ maar ook dat wordt verduidelijkt door zeer; Rutte spreekt niet van gemotiveerde mensen, ze zijn extreem gemotiveerd. En-zo-verder.

Ron Fresen in Gesprek met Mark Rutte
Conclusie. Mark Rutte spreekt he-le-maal niet met stemverheffing, maar met al die onderstrepingen in zijn taal schréeuwt hij het uit. Tegenspraak is uitgesloten. Echt, oprecht, volstrekt onmogelijk.
Aanvulling 07.01.2018: Ook president Donald Trump – ik heb het uitsluitend over de taal – drukt zich graag uit met zelf-onderstrepingen, bijvoorbeeld in tweets. Dat krijgt een tragikomisch effect wanneer hij very nog versterkt tot VERY en smart (ook betrekking hebbend op zichzelf) voorziet van het graadaanduidende really. Zelfs als hij voor zichzelf een overtreffende trap formuleert in de sfeer van het geniale, vindt hij een aanduiding als stable genius nog te zwak en voegt voor het goede begrip ook daar het bijwoord very toe.