Aan het begin van de week waarin het Witte Huis volgens Amerikaanse media aan de medische Centers for Disease Control and Prevention verbood om nog langer een aantal termen te gebruiken in hun begrotingsstukken voor 2018 – het gaat om diversity, fetus, transgender, vulnerable, entitlement, science-based en evidence-based alsof in de USA de Freedom of Speech is afgeschaft in plaats van de omgang met wapens te beperken – keren we in dit laatste stuk van 2017 terug naar de Tweede Kamer in 1895.
Tegenwoordig, met den Voorzitter, 82 leden, onder wie heren als C. van Bylandt, Van den Berch van Heemstede, Hesselink van Suchtelen, F. van Bylandt, De Savornin Lohman, Beelaerts van Blokland, Van Limburg Stirum, W. de Beaufort, Michiels van Verduynen, ’t Hooft, d’Ansembourg, Pijnacker Hordijk, Rutgers van Rozenburg, Roijaards van den Ham, Schimmelpenninck, Viruly Verbrugge, Goeman Borgesius en de heer Vos de Wael. Dat waren nog eens tijden! Gelukkig dat de Tweede Kamer nog slechts 100 leden telde – bij een hoofdelijke stemming duurde het voorlezen der namen even lang als nu bij de hele reeks in de Kamer van 150. Sybrand van Haersma Buma vormt momenteel met zijn dubbele familienaam de enige schakel naar de bijeenkomst van 11 juni 1895 die Voorzitter Gleichman te 11 Uren opende.
Aanwezig waren dus 82 leden en de agenda bood ook wel iets: daarop bevond zich na de “behandeling en aanneming van het voorstel van wet van den heer de Savornin Lohman tot wijziging van art. 51 bis der wet op het lager onderwijs” gevolgd door de kwestie van de motie van de heer Beelaerts van Blokland c.s., betreffende de eenheid van tijdrekening in Nederland.
Eerst werd er dus een stukje voorhoedegevecht in de Schoolstrijd geleverd. Kan bijvoorbeeld de instantie die het toezicht heeft over een onderwijsinstelling docenten uitkiezen? De afgevaardigde uit Helmond (de heer Vermeulen) en de indiener van het wetsontwerp (De Savornin Lohman uit Groningen) waren het eens: “Eene school van een bepaald karakter kan niet een onderwyzer gebruiken van een gansch ander karakter. Wel gaat dit by het openbaar onderwys, want dit moet onderwijzers gebruiken van allerlei richting.” De Schoolstrijd was nog niet gestreden maar het streven bleek duidelijk: niet alle vormen van onderwijs moeten gelijk zijn, het bijzonder onderwijs kan kiezen.
Het ingediende wetsontwerp kon de goedkeuring van de meerderheid wegdragen (41 om 34).
Lang waren weliswaar de namen van veel H.H. Kamerleden maar kort was juist de inhoud van de motie die daarna in behandeling genomen werd: “De Kamer, van oordeel, dat eene wettelijke voorziening tot verkrijging van eenheid van tijdrekening wenschelijk is, gaat over tot den orde van den dag.” Eerste ondertekenaar was Jhr. Mr. G.J.Th. Beelaerts van Blokland, de man die we eerder tegenkwamen in het kader van het woord Crux. Hij was een logische indiener van juist zo’n motie. Aan de zeer praktische en informatierijke website Parlement & Politiek kunnen we immers het volgende ontlenen omtrent de parlementaire historie van de jonkheer:
- lid Tweede Kamer der Staten-Generaal, van 17 september 1883 tot 11 oktober 1884 (voor het kiesdistrict Tiel)
- lid Tweede Kamer der Staten-Generaal, van 17 november 1884 tot 18 mei 1886 (voor het kiesdistrict Tiel)
- lid Provinciale Staten van Zuid-Holland, van 7 juli 1886 tot 6 juli 1892 (voor het kiesdistrict Delft)
- lid Tweede Kamer der Staten-Generaal, van 14 juli 1886 tot 17 augustus 1887 (voor het kiesdistrict Tiel)
- lid Tweede Kamer der Staten-Generaal, van 19 september 1887 tot 27 maart 1888 (voor het kiesdistrict Tiel)
- lid Tweede Kamer der Staten-Generaal, van 1 mei 1888 tot 20 maart 1894 (voor het kiesdistrict Steenwijk)
- lid Tweede Kamer der Staten-Generaal, van 22 mei 1894 tot 14 maart 1897 (voor het kiesdistrict Delft)
Tiel, Delft, Steenwijk – voor verschillende regio’s zat Beelaerts van Blokland in de Tweede Kamer en hij zal daar niet alleen ten tijde van de verkiezingen naartoe gereisd zijn. Hij vernam dus aan den lijve, hoe het gesteld was in Nederland met de lokale tijdsverschillen.
Die waren er en daarvan getuigt Beelaerts in de Tweede Kamer: “Wij hebben nu een toestand die, naar ik meen, nergens in Europa wordt aangetroffen: spoorwegen, posterijen en telegraaf rekenen bij den West-Europeeschen tijd; het dagelijksch leven is gebleven bij den Amsterdamschen tijd, en sommige gemeenten zooals Leeuwarden en Groningen hebben een localen tijd. Andere gemeenten wederom, zooals Weesp, Hilversum en Maastricht , hebben zich aangesloten bij den spoorwegtijd. En zoo is het geschied, dat terwijl men overal elders in de laatste jaren is gekomen tot meerdere vastheid en eenheid van tijdsbepaling, hier te lande het tegendeel plaats vond en verwarring en omslag ontstonden die vroeger onbekend waren. (…)
Afspraken zijn onzeker, wanneer men er niet bij zegt welken tijd men bedoelt. Raadpleegt men een boekje, waarin nevens de spoorwegen ook stoomboot- en tramdiensten voorkomen, dan is bij eene gecombineerde reis het gevaar voor abuizen buitengemeen. Bij het onthouden van den tijd, waarop een postkantoor geopend en gesloten wordt, heeft men thans niet meer met een enkelvoudig uur, maar met een uur en zooveel minuten te rekenen. Bovendien ontstaat onzekerheid en ongelijkheid in de toepassing van de wetgeving overal waar bepaalde uren zijn voorgeschreven.”
Het was in 1895 dus niet geheel in overeenstemming met wat Wikipedia zegt (onder het trefwoord Tijd): “Tot 1940 gold in Nederland de middelbare tijd van Amsterdam, die ongeveer 19 minuten voorloopt op de middelbare tijd van de meridiaan van Greenwich, GMT.”

Greenwich Mean Time
Het lid Rutgers van Rozenburg is het met Beelaerts van Blokland geheel eens. Welke keuze de minister ook mag maken, hij is bij voorbaat voorstander van een landelijke uniformering. Een concreet voorbeeld van de onpraktische situaties die zich voordeden uit de mond van de heer Rutgers: “Zelf was ik daarvan ook een ander maal het slachtoffer, namelijk toen ik eens, te voet uit den Haarlemmermeerpolder komende, met de Noord- en Zuidhollandsche stoomtram over Sassenheim naar Leiden dacht te gaan, om van daar per Hollandschen spoorweg naar Den Haag door te reizen, en circa 1 uur hier op het Binnenhof te wezen. Te Sassenheim komende, vernam ik echter dat de Noord-Zuidhollandsche stoomtram, tegen mijne onderstelling nog naar Amsterdamschen tijd geëxploiteerd, reeds een kwartier voorbij was, zoodat ik niet meer na de pauze hier op mijn post kon zijn.”
Er worden grappen over gemaakt (worden we er niet moe van of leidt het juist tot grotere rekenkunst bij Nederlanders) maar de vraag is in feite: hoe komen we aan die janboel? De heer Rutgers antwoordt: “Ik meen alleen omdat eenige heeren, vóór hun schrijftafel gezeten, bij uitsluiting hun gezag ontleenende aan zich zelven, en de aarde aanziende voor een meloen, deze aldus hebben voorgesneden, dat wij toevalligerwijze in eene andere moot dan Wiesbaden, en in dezelfde met Greenwich te land gekomen zijn. Moeten wij ons daarom nu al de ongerieven blijven getroosten, verbonden aan het dualisme van tijdrekening? Dat ware toch te veel gevergd. Ik althans kan mij goedschiks daaraan niet onderwerpen.”
De vergadering van de elfde juni 1895 was een bijzondere. Het was de allereerste en de enige maal dat het woord meloen in de Tweede Kamer gebruikt werd……, totdat een latere collega van J.W.H. Rutgers van Rozenburg in de persoon van E.E.W. Bruins (ChristenUnie) deze vrucht/groente liet vallen in een heel ander en figuurlijker kader: de afschaffing van de dividendbelasting. Dat was voor de ChristenUnie het slikken van een meloen, zo’n probleem had deze partij ermee. Nu was het de omvang van de meloen, ruim een eeuw geleden de structuur als een basketbal met z’n parten als tijdzones over de wereld.
Anderen gingen in november met dat beeld direct aan de haal of maakten er grappen over. DENK sprak van de Meloenennota, de nabije broeders van de SGP deden even daarna verrassenderwijs hetzelfde. Eppo Bruins moet het zelf niet plezierig gevonden hebben – zijn naam werd telkens in relatie met die meloen genoemd en toen Emile Roemer (SP) dat eenmaal naliet en daarmee kon suggereren dat zijn collega-fractieleider van de CU de geestelijk vader van deze beeldspraak was, herinnerde Gert-Jan Segers de openbaarheid er direct aan: “Even voor de parlementaire geschiedschrijving: die meloen was niet van mij. Die was van collega Bruins. Die zit hem nog te verteren daar.”
Minister Wiebes (VVD) van EZ en Klimaat laat de afgelopen dagen niet na te benadrukken, dat hij zich in bijvoorbeeld zijn transitiebeleid naar een nieuwe energieverzorging zonder fossiele brandstoffen wil laten leiden door draagvlak. De problemen in Groningen (ik woon er, SR) zijn groot, maar wat ik daar doe moet ik elders wél uit kunnen leggen, zegt de minister. Regeren wás vooruitzien, líjkt het achter het volk aanlopen. Dat is een bijzonder contrast met de dividendbelasting waarvan de voorgenomen afschaffing zelfs twee coalitiepartijen door de keel gedrukt moest worden, omdat de partijleider van de VVD dat wilde maar niet helder uit kon leggen. Zelfs de VVD-fractievoorzitter begreep niet helemaal waarom. Met vraagtekens over de drempel naar 2018.

MELOENEN (Google-afbb.)
P.S. 27.o4.2018: De bedenker van het meloen-beeld kwam ook nog aan de orde in het debat over de stukken onder de afschaffing van de dividendbelasting, 25 april 2018:
De heer Azarkan (DENK) [in de richting van Segers (CU) SR]:
(…) Toch even terug naar het moment dat uw collega, mevrouw Schouten, het kwalificeerde als een meloen om door te slikken.
De voorzitter:
Het was de heer Bruins.
De heer Azarkan (DENK):
Het was uw quote, meneer Segers?
De heer Segers (ChristenUnie):
Nee, ook niet.
De heer Azarkan (DENK):
Wie van u vond het een meloen om door te slikken?
De voorzitter:
Nee, nee.
De heer Segers (ChristenUnie):
U heeft nog vier kansen.
De heer Azarkan (DENK):
Ik denk dat het dan de heer Voordewind was.
(Hilariteit)
De heer Segers (ChristenUnie):
Nee, mis! Wij dachten dat de heer Bruins nu echt beroemd was, met zijn meloen.
Dat is u ontgaan, meneer Azarkan.
De heer Azarkan (DENK):
Hoe kan ik hem vergeten? Op basis waarvan vond meneer Bruins dat het een meloen was om te slikken? (…)
Dank voor deze uiteenzetting.
Toevallig was ik vandaag voor een verhaallijn het voorbeeld van de invoering van “eenheid van tijdrekening” aan het gebruiken. Daartoe zocht ik de kamer verhandelingen op die daar destijds over gingen:
De inderdaad korte motie:
http://www.statengeneraaldigitaal.nl/document?id=sgd%3A18941895%3A0000897
En de langere kamer verhandeling:
http://www.statengeneraaldigitaal.nl/document?id=sgd%3A18941895%3A0000278&pagina=4
Met daarin bijvoorbeeld deze fraaie formulering door de heer Beelaerts van Blokland:
“Maar ik wil al dadelijk iets zeggen over eene opmerking die wel eens vernomen wordt en die aldus luidt: “Men is aan dat verschil van tijd al zoo gewend geraakt.“ Ziet, dat is eigenlijk geene objectie, maar eene exceptie. Dat is eene exceptie van apothie, van indolentie, van inertie. Opzettelijk gebruik ik deze uitheemsche woorden, want gij zoudt toch niet wenschen, Mijne Heeren. dat een zoo onnederlandsche geestestoestand als die waaruit genoemde exceptie spruit, door eene Nederlandsche benaming werd gekenschetst. Men gewent aan veel. Voorzeker, ook aan velerlei gebrekkige toestanden. Maar mag dat eene reden zijn om niet tot verbetering over te gaan?”