Op de schop

“Mijnheer de Voorzitter! Ga ik bij de ruilverkavelingswerken uit van de normale, intussen en na 1 januari zeker te lage norm van f 2500, dan betekent die 11,5 mln., die ik zoëven overhield, een aantal van 4500 ha. meer, welke op de schop zouden kunnen worden genomen.” Het is 4 december 1963, de eerste maal dat het figuurlijke gebruik van iets op de schop nemen in de Handelingen van de Tweede Kamer vindbaar is. En zo figuurlijk was het nu ook weer niet wat KVP-woordvoerder Kolfschoten te berde bracht: de schop was wel een zeer logisch voorwerp in het kader van het onderwerp ruilverkavelingen.

Dat het letterlijke aanvankelijk duidelijk doorklonk in wat zich ontwikkelde tot een figuurlijk gebruik van op de schop nemen, was twee jaar later hoorbaar bij een debat over de gemeentelijke herindeling rond Leiden. Piet Elfferich (ARP/CDA, telg uit een bekende tuindersfamilie, weet Parlement en Politiek te melden) verwees naar de PvdA-woordvoerder toen hij zei: “Met een wat cultuur-technische term zou ik met de heer Scheps willen zeggen dat ik het gevoel heb dat althans dit deel van dat gebied nog weleens „op de schop” zal komen. (2 november 1965) Dat was de tweede maal dat de uitdrukking figuurlijk gebezigd werd in een plenaire vergadering van de Tweede Kamer maar ook weer in een nauwe relatie met grond. 1)

Klaas Beuker (RKPN, conservatief katholiek die zich juist tegen KVP’ers en andere r.k.-instellingen richtte) daarentegen gebruikt op de schop nemen op een andere figuurlijke manier (30 januari 1974) als hij zegt tegen de KVP-woordvoerster: “Collega’s vroegen mij gisteren: Wie neem je op de schop? Ik ben begonnen met te zeggen dat ik niemand op de schop neem, geen regering en geen partijen.” Beuker was inderdaad de woordvoerder van een behoudend-katholiek deel van de KVP. Een week later (5 februari 1974) somt hij onderwerpen uit het katholieke dagblad De Tijd op om te illustreren dat dit blad geen rechtse signatuur meer heeft: “Verder staat er een heel verhaal in van een ontspoorde theoloog die allerhande katholieke principes op de schop neemt”; – ook hier heeft op de schop nemen de betekenis van ‘het gemunt hebben op, aanschoppen tegen’ maar dat particuliere gebruik heeft zich niet doorgezet.

De nog juist letterlijke kant van op de schop nemen komt vaker aan de orde, de nieuwe, echt figuurlijke inhoud is pas op 25 april 1978 echt waarneembaar als Ineke Haas-Berger (PvdA) zegt in een onderwerp waar niet direct gedacht zal worden aan zaken als bijvoorbeeld leem of klei: “Nu het jeugdrecht toch op de schop genomen moet worden (…)”.

Kijken we naar het kalenderjaar 2017, de periode vanaf eind maart als de Tweede Kamer zijn beraadslagingen na de verkiezingen begint. De nieuwe Kamer bewijst het succes (inmiddels) van de uitdrukking op de schop nemen: 19 maal belandt het in de Handelingen in die periode van negen maanden minus het zomerreces. Henk Nijboer (PvdA) wil het gasgebouw op de schop, naar een initiatief van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid; nee zegt minister Kamp: ik wilde het op de schop nemen. Henk Krol (50PLUS) is tegen de kabinetsplannen om het pensioenstelsel op de schop te nemen en zo wordt de ene na de andere keer naar een figuurlijke schop gegrepen om te verklaren dat iemand iets al dan niet aan wil pakken. (Vergelijk de tekst over Aan snee.)

Kijk ik nu niet goed in Van Dale of staat op de schop nemen daarin niet opgenomen?

1) Kennis van de spreker is waarschijnlijk nodig om te weten, in hoeverre de heer Elfferich zich in dit verband een woordspel met de familienaam Scheps veroorloofde.

 

 

 

Over Siemon

Siemon Reker (1950, Uithuizen) was hoogleraar Groninger taal en cultuur aan de Rijksuniversiteit Groningen tot aan zijn emeritaat in 2016. Eerder was hij onder meer streektaalfunctionaris van de Provincie Groningen en actief in de journalistiek (Nieuwsblad van het Noorden, Radio Noord). Publicaties staan onder het kopje C.V.
Dit bericht is geplaatst in PARLEVINKEN, Rijp voor opname (Van Dale). Bookmark de permalink.

Eén reactie op Op de schop

  1. Patrick De Schepper schreef:

    In Vlaamse publicaties, ook door politiekers, wordt de uitdrukking “op de schop gaan” dikwijls verkeerdelijk gebruikt als “buiten gooien”, “op de fles gaan”, “overbodig worden”. Het is godgeklaagd!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.