De herinneringen die Theo Joekes ophaalde in Man en Paard (Meppel, 1996) mogen geredigeerd zijn door Albert Reinders zoals de achterzijde vermeldt, een persoonlijke stijl spreekt hoorbaar door in het kloeke boek en dat is het geluid van Joekes. Het is zichtbaar aan z’n verzorgde Nederlands, aan z’n Latijn (met vertaling) maar veel meer aan de kortheid van de zinnen. Die beginnen geregeld met Maar of En en ze hoeven niet per se een persoonsvorm te bezitten. Daar laat Joekes zien dat hij oor had voor taal en in z’n vroegere jaren voor de radio gewerkt heeft – in zijn geval in Londen.
Als Joekes vanuit Engeland weer ‘es de oversteek naar Nederland wil ondernemen voor familiebezoek, verneemt hij van de coup van De Gaulle in Frankrijk (mei 1958) en hij besluit tot een omweg via Parijs. Handig raadpleegt hij met het oog op een mogelijke overnachtingsplaats zijn Londense voorganger en collega J.H. Huizinga voor het telefoonnummer van de NRC-correspondent in Parijs. Jimmie Huizinga was Joekes’ voorganger in Londen maar dat bleef z’n standplaats toen hij dat correspondentschap verruilde voor het reisredacteurschap bij dezelfde krant.
Het antwoord op z’n vraag beschrijft Joekes zo (blz. 81-82): “Ja, ik kon best vragen of ik bij hem mocht logeren. Hij en zijn vrouw bewoonden een groot appartement op loopafstand van het Bois de Boulogne. Hij was mans genoeg, zei Huizinga, om nee te zeggen als zij mij niet konden wachten.”
De vraag is nu, of we hier Joekes horen in een precies, soms wat ouderwetsig aandoend ABN. Of luisteren we hier naar Jimmie Huizinga, door hem precies geïmiteerd? In Man en Paard worden woorden zelden of nooit cursief gezet of van andere tekens voorzien: de lezer moet maar opletten.
Jimmie mag Jimmie genoemd zijn, hij heette Jakob Herman en was de zoon van de beroemde Johan Huizinga. In 1909 is hij in Groningen geboren; toen hij een jaar of zes was, verhuisde hij met het gezin naar Leiden. Dat leidt tot de vraag, of Joekes hier met lichte spot een Noordelijk accent van zijn Londense collega noteert. In Groningen e.o. kan iemand zeggen dat hij iets niet kan wachten, als hij er geen tijd voor heeft. Dat is misschien net iets anders dan wat Joekes opschreef, maar bij deze Hagenaar wellicht voldoende om aan zo’n regionaal taalprikje te denken.
Overal noemt Joekes niet man en paard, wie dat mocht denken op basis van de titel. Vooral als het over vrouwen gaat, betracht hij een zekere terughoudendheid.