Portemanteau is een Frans woord dat (zegt Van Dale Frans) allereerst ‘kapstok’ en ‘kleerhanger’ betekent. Die tweede omschrijving geeft het mooist aan waarom er in de taalkunde sprake kan zijn van een portmanteau-woord. Een concreet voorbeeld is simpeler dan het geven van een definitie, vandaar: Drenthenieren. Maar ook alcomobilist is een fraaie. Of flextremist, een prijs die SP-jongeren toekennen.
Het gaat dus om een geconstrueerd woord dat de kop van woord A deelt met de staart van woord B: Drenthe + rentenieren = Drenthenieren of Drentenieren, al naar de plaats waar we de woorden precies aan elkaar plakken. De flextremist is de flexwerkgever + extremist, een wat meer gedwongen overkomende aanduiding voor een prijs die geen positieve onderscheiding inhoudt. Dan is alcomobilist geslaagder, iemand die onder invloed van drank wordt aangehouden: alcohol + automobilist. Wie het zichtbaarder wil: alcohol + automobilist = alcomobilist.
De mooiste portmanteauwoorden delen iets gemeenschappelijks van beide woorden. Verplicht is dat niet (Jeroen Krabbé vertelde een keer dat hij in een recept gebruik maakte van rozenten, een mix van rozijnen en krenten, Brexit = Brittannie + exit heeft het evenmin), maar als er sprake is van een stukje overlap dan oogt het resultaat als het ware échter, meer naturel. Grusical is de Duitse combinatie van gruseln (griezelen) en Musical: de s is het scharnier tussen beide woorden. Het haakje van de kleerhanger.
Niet het Duits is de taal waar het stikt van die portmanteauwoorden, wel het Engels waar ze ook wel blendings heten – van Oxbridge tot Reagonomics. Heel actueel is de aanduiding Javanka in het Witte Huis, een term uit de keuken van Steve Bannon die ermee allerminst vriendschap mee uitdrukte voor Jared Kuschner en zijn vrouw Ivanka Trump.Het kwam naar buiten via dat ongelofelijke boek over de binnenkant van het Witte Huis in het eerste jaar van Trump.
Namen vormen succesvol materiaal voor het maken van blendings, vooral in de sfeer van kritiek. Dat geldt ook voor Nederland. In het debat over de regeringsverklaring van Rutte-III waren de bordjes verhangen: Buma (CDA) verdedigde opeens het kabinet, Asscher (PvdA) was van vice-premier verhuisd naar de oppositie. Na Buma’s bijdrage zei hij: “We weten nu dat de inspiratie voor het regeerakkoord blijkbaar is gegeven door de Reformatie van 500 jaar geleden. Ik dacht eerst dat het “bumor” was (…).”
Ook Jesse Klaver gebruikte de term. Hij deed dat evenmin als Asscher als eerste, al was dat debat van 1 november 2017 volgens de verslagen de eerste maal dat bumor in de Tweede Kamer viel. Klaver debatteerde met Buma over de aangekondigde BTW-verhogingen die níet in het CDA-verkiezingsprogramma stonden. Buma: “Verpakkingenbelastingen met 2 miljard verhogen en niet zeggen dat je dat doet, dat vind ik geen sterk verhaal.” Klaver: “Het is grappig dat de heer Buma dit zo brengt. Dat is ook bijna “bumor”” en lichtte toe: GroenLinks liet de kiezers wél vooraf weten, welke belastingverhoging deze partij voorstond.
Bumor is de optelsom van Buma + humor, met de m als gedeeld terrein tussen beide woorddelen en in technische zin dus geslaagd. Zo’n blending zou een contaminatie heten als twee uitdrukkingen met elkaar gemixt werden (duur kosten = duur zijn + veel kosten) en dan fout gerekend worden. Er lijkt me iets voor te zeggen om woordspelingen met namen van betrokkenen in de vergaderingen van het Parlement ook fout te rekenen – en via een expliciete anti-discriminatiebepaling in het Reglement van Orde te verbieden.
P.S. Krokusreces in Den Haag: daarom pas op maandag 5 maart op deze plek een nieuw vervolg in de reeks over namen in de politiek.
Een patserige plebejer is een patjepeeër.