Parallel aan wat we de nieuwe bubbel kunnen noemen – de stolp, voorheen zuil – is de vorige nog gewoon gangbaar, alleen moeten we nu luisteren naar woordvoerders uit een andere sector, die van financiën. Zij combineren hun bubbel niet met uw of onze eigen want een financiële bubbel is iets waar als het ware niemand in het bijzonder verantwoordelijk voor is. Van Dale omschrijft het als ‘situatie waarin bepaalde activa sterk overgewaardeerd zijn (bv. door monetaire verruiming) en het risico op een plotseling hevige waardevermindering bestaat’. In 2017 spraken kamerleden als Renske Leijten (SP) over financiële bubbels en Tony van Dijck over kredietbubbels. Henk Nijboer (PvdA), Farid Azarkan (DENK) en minister Dijsselbloem gebruikten bubbel en bubbelvorming eender in deze zin.
Bubbel in de betekenis van ‘je-eigen-wereld’ is doorgebroken in 2017, afgaande op wat we in de bijdragen van de Tweede-Kamerleden horen. In een jaar als 2008 ging het specifiek over de economische bubbel. Paul Tang (PvdA) zei toen op 22 oktober over de financiële reus uit Amerika Alan Greenspan: “Hij heeft te weinig gedaan om de bubbel in de huizenprijzen tegen te gaan.” In dezelfde periode ging het over de ICT-bubbel die onder meer een groei van de inkomens in de marktsector tot gevolg had. Daar is de zeepbel-betekenis van toepassing op bubbel.
Daaraan vooraf ging de betekenis van bubbel die we kunnen uitdrukken met hetzelfde woord maar dan net anders geschreven: bubbel=bobbel. Zo gebruikte VVD-woordvoerder en landbouwer Piet Blauw het op 16 juni 1993: “Wij hebben ons in 1984 laten overtuigen dat ten aanzien van het mestprobleem een nationaal beleid moet worden gevoerd. Wij denken dat die “bubbelgedachte” als zodanig – hier iets weg en daar iets bij om een goed evenwicht te krijgen – positief is, maar wij zien niet in waarom die bubbel per gemeente of per provincie wordt gehanteerd.”
Vergelijkbaar ‘gladstrijken’ is wat minister Ed Nijpels zei op 9 september 1987: “Het is een overschot. Dat kan ook niet anders. Wij hebben natuurlijk een wat ongelukkige situatie. Doordat het wetsvoorstel later in werking treedt, heeft de minister van Financiën een tekort. Dat hebben wij opgevangen door een bepaalde differentiatie van de tarieven. Dat is een soort bubbel. Dat betekent dat je een paar jaar wat extra geld krijgt en dat dit onmiddellijk naar de minister van Financiën gaat.” Staatssecretaris Hans Simons had het op 25 juni 1992 over “een “bubbel” van de nabetaling in de ziektekostensfeer. Premier Rutte zal vele jaren later liever het beeld van een waterbed gebruiken: “als je hier iets doet, dat dat daar een effect heeft”.

WATERBED
Toen Harm Beertema het over grachtengordelbubbel had (zie de vorige aflevering), koppelde hij twee begrippen-met-lading aan elkaar. In 1994 gebruikte Saskia Noorman het begrip grachtengordel als eerste, in verband met zwart geld: “Recentelijk, bij de veroordeling in het kader van de zaak “het Gouden Kalf”, heeft de rechtbank ook opmerkingen gemaakt over het feit dat de overheid in gebreke was gebleven en daardoor medeverantwoordelijk was voor het ontstaan van heel veel kantoortjes in Amsterdam en omgeving. Inderdaad, binnen de grachtengordel zijn het er op dit moment zo’n 106.” Het zal de PVV, de partij die grachtengordel momenteel het meest gebruikt, goed doen te weten dat de dochter van Joop den Uyl het als eerste in de Tweede Kamer liet vallen. De VVD is in de afgelopen jaren tweede in het klassement van grachtengordelgebruikers.*)
De betekenis van grachtengordel is in de afgelopen 15 jaar overigens uit het criminele naar de creatieve sfeer getrokken. Daarvan getuigt de omschrijving in Van Dale: ‘het establishment op kunst- en mediagebied dat in de Amsterdamse binnenstad woont of werkt’.
*) Als altijd – maar het is goed, het weer een keer op te merken – als ik goed gezocht heb en als OCR correct werkte.
P.S. Voor de vaste volgers: ik neem even een kort reces. SR