Het Nawoord door Hannah Aukes maakt duidelijk, hoe bijzonder de ontstaansgeschiedenis van dit boek is, dat het er kwam en dat Ruud Lubbers (1939-2018) bij de afronding in feite zelfs nog mee heeft kunnen helpen. De oud-premier heeft veel zelf geschreven maar is daartoe afnemend in staat. Ook als Hannah Aukes later interviewend, redigerend en schrijvend helpt, blijkt Lubbers onverwacht toch nog weer bij te kunnen dragen. Die bijzondere wordingsgeschiedenis staat weliswaar pas aan het eind vermeld, maar de normale lezer zal daar weet van hebben – het kan niet anders of het kleurt diens receptie. Waarschijnlijk is geprobeerd, het boek snel uit te brengen, het zou het ontbreken van een index verklaren.
Bij de bijdrage over Meel heb ik een aanvulling geschreven die te maken heeft met de voorgeschiedenis van Lubbers’ familie aan vaders zijde die met Groningen verbonden moet worden. De familie van moeders kant, Van Laack, stopt met de Rijnvaart en vestigt zich vroeg in de 20ste eeuw in Rotterdam. Opa Van Laack schijnt als reden gegeven te hebben, aldus Lubbers op blz. 22: “Ik voel mij kuis versleten.” Dat is een mooi voorbeeld van een verschijnsel waar ik in de Biografie van het Gronings (2016) de aandacht op heb gevestigd, namelijk dat woorden met een reinigende betekenis heel goed gebruikt kunnen worden als emotioneel-versterkend element. Rein, louter, schoon, klaar, zuiver maken deel uit van die groep en kuis dus ook.
Dat deel (het eerste) vind ik het mooiste stuk van het boek, het verrassendst – was Lubbers toen nog op z’n best? De lezer = de interviewster spreekt hij pas vrij ver in het boek rechtstreeks aan met een enkele uiting als “Nu heb ik het u dus toch verteld.” Het lijkt erop alsof Aukes’ interviews echt beginnen met deel IV, de tijd van na de periode van de Haagse politiek, vanaf bladzijde 205. Daar pas staan enkele malen contaminaties zoals “Kohl stond representatief voor al die landen die nu bevrijd waren van het communisme” (blz. 220): Hij stond model en hij was representatief, lijkt me eerder. “De Telegraaf had daar iets van gemaakt om nieuwswaarde te creëren” (blz. 249). Nieuws creëren en nieuwswaarde hebben lijken hier in elkaar verstrengeld geraakt.
Dat soort dingen streepte ik eerder nauwelijks aan, evenmin als het niet-verbogen “financieel man” (208), “een bekend soefi-man” (254). Maar talig is tevoren al veel meer opgevallen, hoe weinig Lúbbers in het boek doorklinkt: korte zinnen overheersen, wolligheid is zelden vindbaar. Lubberiaans als de biechtstoelprocedure, buiten de lijntjes kleuren en de grondhouding of het meedenken met collega’s komen we bewust tegen, mondjesmaat tegelijkertijd. Max van der Stoel (collega, minister van Buitenlandse Zaken in Den Uyl) spreekt ergens van linke soep (p. 131) en dat klinkt uit diens mond even verrassend als dat vader Paul Lubbers die manier van zeggen al veel eerder had gebruikt, al tijdens de Tweede Wereldoorlog! In de Tweede Kamer wordt eind 1990 “linke soep” nog speciaal van aanhalingstekens voorzien en dat geeft aan dat die uitdrukking daar tientallen jaren later dus nog apart en nieuw gevonden wordt. (Dat spoort met de data die via de Ngramviewer van de KB vindbaar zijn.)
We kunnen linke soep dus minstens een-, misschien tweemaal talig als een anachronisme zien, een term die iemand in de mond gelegd krijgt op een moment dat deze manier van zeggen nog niet gangbaar is. Dat is helemaal niet erg, het gaat immers om de inhoud. Bizar ‘idioot’, heftig ‘emotionerend’, het zijn termen die in deze betekenis in zwang zijn geraakt in de jaren ná Lubbers en het is dus verrassend ze uit zijn pen te lezen. Het woord plaspauze gebruikt Lubbers (blz. 115) een jaar of twintig voordat het opgang begint te maken.
Iets vergelijkbaars geldt diverse keren voor “ervoor gaan”. Ik vermoed, dat deze uitdrukking in de loop van de jaren ’80 is ontstaan, eerst als anglicisme. In mijn herinnering hoorde ik het voor het eerst rond de Olympische Spelen van Los Angeles van 1984, misschien ook de Winterspelen van Calgary enkele jaren daarna. Het streven van de Amerikaanse deelnemers was going for gold en in hun voetspoor begonnen onze sporters toen te zeggen dat ze voor goud gingen. Bescheidener types met Olympischer inborst zeiden kortweg “we gáan ervoor” – ‘we doen ons uiterste best’.
Als Ruud verliefd raakt op Ria (p. 98) zegt hij bij zichzelf “dit is een kans, daar ga ik voor”, een bladzijde verder lezen we hetzelfde in dito bewoordingen nog tweemaal. In die sfeer wil Lubbers op p. 101 ook snel voor z’n doctoraal economie gaan. Dat is zeker geen Nederlands uit de jaren ’50 of ’60. Voor een lezer van Lubbers’ herinneringen doet het er niet toe, voor een taaldetective zijn het mooie momentjes.
Mark Kranenburg schreef in de NRC dat de biografie van Lubbers ook na deze publicatie nog geschreven moet worden. Dat boek zal meer rond het Binnenhof spelen dan deze Persoonlijke herinneringen, waar de aandacht voor groten uit de wereld veel prominenter is dan voor de 7777 dagen dat Lubbers dienst deed in Den Haag.
Boekhandel Van der Velde in Groningen (locatie A-kerkhof) organiseert op 27 mei a.s. een bijeenkomst over het boek met Hannah Aukes en Bart Lubbers.
Aanvulling 27.05.2018: Dit is het bewijs van de bijeenkomst, v.l.n.r. Hannah Aukes, Bart Lubbers na afloop in gesprek met Roel Vos, oud-Gedeputeerde van de Provincie Groningen.