Dat vind ik een lastige

Wat zei Emile Roemer in Trouw, zag ik in de NRC-nieuwsbrief De Haagse Stemming?

“Ik heb het altijd een maffe gevonden dat…” Dat is iets om even nader naar te kijken.

Laten we met een simpel, praktisch voorbeeld in de meer actuele Handelingen van de Tweede Kamer beginnen. Henk Nijboer (PvdA) reageert op Tony van Dijck (VVD) die verwacht dat de rente zal gaan stijgen. “Die laatste voorspelling vind ik wel een moeilijke.” Achter deze uiting van Nijboer vullen we in gedachten het woord in dat eerder in de zin heeft geklonken, het woord  voorspelling is als het ware verdwenen. Dat heet een ellips “weglating van een of meer woorden in een zin die er door de hoorder of lezer vanuit de context gemakkelijk bij gedacht kunnen worden”, aldus Van Dale. Soms wordt dat taalkundig weergegeven via ø.

Niet in alle gevallen waarin iets elliptisch afwezig is, kunnen we evident één woord aanwijzen dat door de spreker als het ware achterwege is gelaten. Neem een waarschijnlijk toenemend aantal gevallen zoals deze,- ik heb wat ik kon vinden in 2017 en 2018 bij elkaar gezet:

• Madeleine van Toorenburg (CDA): “Zeker in dit soort ingewikkelde zaken, waarin het gaat om seksueel misbruik van kinderen, is dat een heel lastige.”

• Ockje Tellegen (VVD): “Ik vind dat toch een heel lastige.”

• Minister Hennis (Defensie): “(…) terwijl ik ook vaststel dat voor zover mij bekend de OVV niet in Kidal is geweest en niet het hospitaal heeft bezocht, dan vind ik dat een lastige.”

• Minister Hennis (Defensie): “Dat wil ik dan in alle openheid met u delen. Dan komen wij daarover te spreken, ook in de beleidsreactie. Dat heb ik bij herhaling aangegeven. Maar ik vind het een lastige.”

• Informateur Zalm: “De vraag van de heer Van der Staaij hoe je met de publiciteit omgaat, heb ik al een beetje beantwoord. Dat is een lastige.”

• Carla Dik-Faber (CU): “Voorzitter. De plek van restwarmte in de trias energetica is een lastige.”

• Agnes Mulder CDA “Of krijgen we dan gewoon onmiddellijk actie en weten we dat de minister in gesprek gaat? Anders vind ik het wel een beetje een lastige.”

• Staatssecretaris Van Ark (Sociale Zaken) in reactie op deze vraag uit Kamer (t.w. Ik ben benieuwd of de staatssecretaris ook dit punt van de cao’s voorafgaand aan het wetsvoorstel wil meenemen:) “Dat vind ik een lastige.”

Er zijn minstens vier punten die in dit verband opvallen.

  1. In de meerderheid van de gevallen is er géen sprake van een elliptisch element ø, vaak immers heeft de spreker nog geen zelfstandig naamwoord gebruikt. Meestal is overigens het woord probleem, kwestie, vraagstuk of iets dergelijks aan te vullen.
  2. Deze manier van zeggen is typisch voor inbreng van de kant van vrouwen – zeker als we in aanmerking nemen dat zij zowel in het Kabinet als in de Kamer in de minderheid zijn is hun aandeel in de citaten verbluffend groot.
  3. Het gaat telkens om een oordeel van de kant van de spreker (v, héel soms m) meestal uitgedrukt met de persoonsvorm vind (soms is).
  4. Er lijkt momenteel nog sprake van beperking tot het woord lastige, maar ik kan heel goed iets niet gesignaleerd hebben. Zodra een uiting populair wordt, zoeken sprekers naar variatie en dus naar mogelijkheden tot uitbreiding.

Als vinden of iets van een oordeel in de buurt is, volstaat in het Binnenhofs een bijvoeglijk naamwoord?

Afwachten, opletten en erbij blijven.

Dat kan ook in commissie, lezer (m/v).

 

 

Over Siemon

Siemon Reker (1950, Uithuizen) was hoogleraar Groninger taal en cultuur aan de Rijksuniversiteit Groningen tot aan zijn emeritaat in 2016. Eerder was hij onder meer streektaalfunctionaris van de Provincie Groningen en actief in de journalistiek (Nieuwsblad van het Noorden, Radio Noord). Publicaties staan onder het kopje C.V.
Dit bericht is geplaatst in In het nieuws, PARLEVINKEN. Bookmark de permalink.

Eén reactie op Dat vind ik een lastige

  1. H. Slot schreef:

    “Er lijkt momenteel nog sprake van beperking tot het woord lastige, maar ik kan heel goed iets niet gesignaleerd hebben. Zodra een uiting populair wordt, zoeken sprekers naar variatie en dus naar mogelijkheden tot uitbreiding.
    Als vinden of iets van een oordeel in de buurt is, volstaat in het Binnenhofs een bijvoeglijk naamwoord?”
    Horen we niet al langer in vraaggesprekken ver buiten de Kamer: “O, dat is een ingewikkelde.”?
    En sluit dit type onvolledige zin niet aan bij de wat oudere omgangstalige reactie op een scherpe observatie, boude uitspraak, een gevatte vraag: “O, dat is een goeie!”?

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.