Van Adriaan Gerhard geeft die mooie en informatieve site parlement.com het volgende stukje als begin van gegevens over hem: “’De rode bovenmeester’. Vrijdenker en onderwijsspecialist van de SDAP. Zoon van een kleermaker die tot de eerste vakbondsleiders behoorde. Werd al op zijn 24ste hoofd van een school in Amsterdam. Was in 1894 medeoprichter van de SDAP, maar sloot zich pas drie jaar later bij die partij aan. Kwam in 1913 voor een Amsterdams district in de Tweede Kamer en werd een alom gewaardeerde onderwijswoordvoerder, naar wie graag geluisterd werd. Sprak met een onvervalst Amsterdams accent.”
Gerhard was Kamerlid van 1913-1931. Hij voerde op 26 november 1930 het woord bij de Onderwijsbegroting voor 1931, misschien beter te schrijven als Onderwijsbegrooting zoals toen nog gebruikelijk. Luister naar de komische maar glasheldere uiteenzetting van meester Gerhard over het spellingvraagstuk waarmee minister Terpstra*) van Onderwijs zich bezig was gaan houden: “Ik heb ook op andere plaatsen den Minister hulde gebracht voor zijn initiatief. Toen had ik nog niet de Memorie van Antwoord gelezen. Toen ik de Memorie van Antwoord had gelezen, was mijn hulde, om een klassieke uitdrukking te bezigen, wat gemitigeerd geworden. Want ik had mij voorgesteld, dat het een kloeke handeling was, maar de Minister in zijn onovertroffen bescheidenheid tracht allen schijn van kloekheid aan zijn handeling in de Memorie van Antwoord te ontnemen. Wat het grappigste is — en daarop mag ik wel even wijzen, want niemand heeft er de aandacht op gevestigd — de Minister is er ook in geslaagd zeldzaam met zich zelf in tegenspraak te komen. Want op de eene plaats zegt hij: er is geen quaestie van een spelling-Terpstra, met hoeveel gemoedelijkheid die term hier ook eenige keeren is gebezigd geworden. Hij wijst alle eer af, die daarin zou gelegen zijn. Maar verder op zegt hij: ik heb alleen gezegd, wat op de examens mag of niet mag. Mijn hemel, oud-collega (vergeef mij de gemeenzame uitdrukking), elke schoolmeester weet, wat het zeggen wil, als aan het einde van het examen de leerling — want hier is het de leerling — mag uitmaken, wat hij zal doen, of hij de woorden zus of zoo zal spellen.”
Waarnaar verwijst de gemeenzame uitdrukking die Gerhard hier uitspreekt, is het de aanduiding “oud-collega” omdat Terpstra eerst onderwijzer is geweest, of slaat het op de uitroep “mijn hemel”?
De Handelingen van de Tweede Kamer laten een groot gat zien vanaf 26 november 1930 voordat er opnieuw dat tussenwerpsel mijn hemel werd genoteerd. Op 25 mei 1966 was het de oppositionele VVD-woordvoerder Edzo Toxopeus die het kabinet-Cals verweet, niet alle informatie op onderwijsgebied verstrekt te hebben. Als minister Vondeling (Financiën) zich afvraagt waarom zijn voorganger iets niet had gemeld, reageert Toxopeus theatraal: “Mijn hemel, ik denk dat hij niet alle onderdelen heeft medegedeeld.” Dat is het begin van een bescheiden opkomst van mijn hemel in de Kamertaal, want tot 2013 zal het iedere paar jaar wel een keer in de plenaire zaal klinken. Voor wie geïnteresseerd is, het gaat achtereenvolgens al 14 dagen na Toxpeus om zijn fractiegenoot Klaas van Dijk, in 1970 Frans Goedhart (afgescheiden van de PvdA), in 1974 opmerkelijk genoeg minister Boersma, in 1976 Klaas Beuker (RKPN, afgescheiden van de KVP), in 1979 Relus ter Beek (PvdA), in 1985 Ria Beckers (PPR, later GroenLinks), in 1991 premier Lubbers tweemaal, in 1993 Benk Korthals (VVD), in 1994 minister Kosto, in 1995 Leonie Sipkes (GroenLinks), in 2006 staatssecretaris Medy van der Laan en tweemaal in 2008 Alexander Pechtold (D66).
Dat Jaap Boersma (Sociale Zaken) op 18 december 1974 uitriep: “Als wij ook nog met honderdsten van procenten moeten opereren in een toestand van toenemende onzekerheid zeg ik: Mijn hemel, waar ben je mee bezig.” is niet bijzonder omdat hij dat als minister zei maar als lid van de ARP. Mijn hemel kwam tot dusver (tot en met 2018) op naam te staan van politici uit veel partijen maar met uitzondering van de flanken (SP, PVV, FvD en DENK) en evenmin werd het opgetekend voor protestantse volksvertegenwoordigers of bewindslieden in SGP en ChristenUnie. Dat geldt ook voor het CDA maar dan met uitzondering degenen van katholieken huize zoals Ruud Lubbers. Ik neem aan dat het diezelfde religieuze herkomst van Mona Keijzer is (gelet op haar Volendamse herkomst en voornamen) die maakt dat zij ook enkele malen (in 2014 “Maar je zag haar ook denken: mijn hemel, hoe moet ik dit allemaal rondbreien” en 2015 “Leggen wij geen zaken op aan de samenleving waarvan wij later denken: mijn hemel, als wij dat hadden geweten, hadden wij het preciezer in de wet gezet?”) die uitdrukking gebruikte.
In 2013 en in 2017 riep Alexander Pechtold volgens de Kamerverslagen nogmaals mijn hemel en zo is duidelijk, hoe geregeld het nu hoorbaar is, althans…. de laatste vier keren was er maar één spreekster die het bezigde: Khadija Arib (PvdA maar in haar rol als voorzitter):
• 16 mei 2017 De heer Baudet (FvD): Forum voor Democratie heeft vijf moties ingediend met concrete maatregelen om de massa-immigratie nu echt aan banden te leggen. Wij willen dat vandaag het moment van de waarheid is. Wij willen hoofdelijke stemming over alle vijf moties, zodat wij zien waar de partijen nu echt voor staan.
De voorzitter: Even voor mijn helderheid, het gaat dus om de vijf moties die bij dit punt door Forum voor Democratie zijn ingediend. Dus vijf keer hoofdelijk stemmen. Dank je wel, mijnheer Baudet! Mijn hemel!
• 23 november 2017 De voorzitter: U wilt langer schorsen? Er wordt tegenwoordig over alles onderhandeld in de zaal! Mijn hemel! Nee, na tien minuten gaan we gewoon verder met de tweede termijn van de zijde van de Kamer.
• 29 november 2018 De voorzitter: Meneer Nijboer namens de PvdA. Het gaat lekker vandaag. Mijn hemel! Nou, kijken wat de heer Nijboer ervan gaat bakken. Aardig blijven, hè? Dat bent u altijd.
• En ten slotte verzuchtte de voorzitster gisteravond in dat gedenkwaardige debat waar Machiel de Graaf (PVV, hoorbaar Den Haag) en Öztürk (DENK, hoorbaar Limburg) elkaar in de haren vlogen over een geografische vorm van bijstandsfraude: “Het gaat lekker vanavond, mijn hemel.” (In de gecorrigeerde versie zal hier allicht nog een uitroepteken aan worden toegevoegd!)
Dat klonk niet als een gemeenzame uitdrukking, evenmin als dat het geval was met de dreigende toon tussen deelnemers aan het debat: de toehoorders hebben een woordvoerder als Adriaan Gerhard node gemist.
Waarom gebruiken de vertegenwoordigers vanuit de flanken mijn hemel niet? Ik neem aan dat het daar een te zwakke uiting gevonden wordt.
Waarom komt het niet voor in het woordenboek van de protestanten? (Goed, met uitzondering van Jaap Boersma die ARP’er was maar als minister in het kabinet-Den Uyl weleens voor PvdA is uitgemaakt.) Ik denk dat hemel in de uitroep een eufemisme is voor een woord dat met dezelfde letters begint, Heer. Die naam wordt in die kring gebruikt maar niet ijdellijk. (Vergelijk voor het omgekeerde = hetzelfde het Engelse what the heck = what the hell. Denk ook aan opzouten als eufemisme voor opsodemieteren of aan verdraaid als verzachtend woord voor verdomd.)
*) Eveneens van parlement.com over Jan Terpstra: “Werd vrij onverwacht minister van Onderwijs in het derde kabinet-Ruijs de Beerenbrouck, nadat eerst de aangezochte prof. Woltjer te lang aarzelde en Gerbrandy telefonisch niet bereikt kon worden.” Andere tijden.
P.S. Merk op, hoe vaak mijn hemel gecombineerd wordt met een vorm van het werkwoord denken. Het lijkt dan bijna een omfloerste manier van niet-zeggen maar toch-zeggen.