Minister-president Rutte sprak na afloop van de ministerraad op 23 november 2018 over de pensioenen in Nederland, jarenlang een stelsel dat deze premier had geprezen in vergelijking met zo ongeveer alle landen ter wereld. Luister naar de premier op 17 juni 2011: “(…) even voor alle duidelijkheid, wat we aan het repareren zijn is absoluut het beste pensioenstelsel van de wereld, dat zegt ook iedereen. Er zit, ik dacht 600 of 800 miljard, inmiddels blijkt het wel zo’n 900 miljard, zit er in die pensioenpot. Dat is anderhalf keer onze economie. Dat heeft geen land in de wereld.” Rutte-III is doende om een Pensioen-akkoord te sluiten om wat aan dat absoluut beste stelsel ter wereld te veranderen en dat tot nu toe gaat moeizaam. Is er dan wel veel urgentie om zo’n akkoord te sluiten, is de logische vraag van een journalist in Nieuwspoort.
Rutte vatte de kwestie eind 2018 aldus samen – de pensioenpot was een 50% gegroeid in een jaar of zes, zeven tijd – geciteerd naar de mediatekst van het Ministerie van Algemene Zaken:
“Goed, er zit 1350 miljard in de potten. Alleen we hebben ook heel veel pensioenverplichtingen en we hebben op dit moment pensioenen die vrij stevige garanties geven over hoe dat pensioen eruit gaat zien met als gevolg dat vanwege de vergrijzing van Nederland en de demografische ontwikkelingen de pensioenfondsen in veel gevallen gedwongen worden om niet te indexeren nu. Mogelijk zelfs kortingen aanstonds zouden zijn en door een nieuw pensioenstelsel met een betere verdeling van solidariteit tussen de generaties het mogelijk zou zijn geweest om ook met een nieuwe definitie van een mate van zekerheid die je biedt bij datum van pensionering en daarna het mogelijk zou zijn geweest om die kortingen te voorkomen en indexaties mogelijk te maken.”
Bij de vergelijkbare wekelijkse persconferentie van vanmiddag op 15 februari 2019 ging het langdurig (want Rutte gaf zich nauwelijks bloot) over gesprekken met AirFrance-KLM. Wat de premier ook allemaal níet wilde zeggen, hij maakte wel duidelijk dat de aanwezigen niet bang hoefden te zijn “dat de opheffing van KLM aanstonds is”.
In beide gevallen waarin de premier aanstonds gebruikte, moet hij een wat plechtiger variant van aanstaandeop het oog gehad hebben. Het eerste is, zeg ik op gezag van Van Dale, een bijwoord van tijd en dus een woord dat we gelijk kunnen stellen aan ‘direct, dadelijk, gauw, weldra’. Trouwens die laatste -svan aanstonds maakt die woordsoort al duidelijk.
Aanstaande is een variant van het bijvoeglijk naamwoord aanstaand ‘nabij in de tijd’.
Natuurlijk lijken aanstonds en aanstaande op elkaar, maar er zijn een paar verschillen. “De jongste dag is aanstaande” citeert Van Dale een tekst uit bijbelse sfeer – dus een naamwoordelijk gezegde net als in “het wegnemen van de vrees dat een pensioenkorting aanstaande is”. Koppelwerkwoord (is) plus aanstaande (bijvoeglijk naamwoord).
Maar aanstonds als bijwoord valt in de standaardtaal van het land van premier Rutte niet te combineren met een koppelwerkwoord, evenmin als direct, gauw, weldra: een pensioenkorting kan niet gauw zijn, niet direct zijnen zo’n korting is in het Nederlands evenmin weldra. Gauw komen kan wel, direct komen ook maar daar is het een bijwoord.
Dat Mark Rutte aanstaande bedoelde waar hij aanstonds zei, kunnen we ook aannemelijk maken door de accentuering. In althans mijn manier van spreken is het “áánstonds” tegenover “aanstáánde”. Rutte zei juist “aanstónds” en zei dus met dat vreemde accent voor de goede verstaander dat deze aanstaande moest begrijpen waar hij het wat plechtiger klinkende aanstonds hoorde.
