Voorzitter Jeltje van Nieuwenhoven begon de Regeling op woensdag 30 mei 2001 met een ongewone mededeling: “Ik wijs de Kamer erop dat dit de laatste regeling van werkzaamheden is waarin wij het genoegen hebben, de Kamerbewaarder de heer Van der Tas in ons midden te hebben. Gisteren is hij 65 jaar geworden en morgen neemt hij, zoals u allen weet, afscheid. In dat verband zal de vergadering morgenmiddag om 16.30 uur worden geschorst. Nogmaals, dit is zijn laatste regeling van werkzaamheden. Dank je wel, mijnheer Van der Tas, voor alles wat je voor ons hebt gedaan!”
Zo vaak gebeurt het niet dat een Kamerbewaarder woorden van dank te horen krijgt en ook nog dat het afscheid aangekondigd wordt voor de volgende dag. Zo ging dat in 2001 nog: de bode was op 29 mei 65 geworden maar moest de maand nog volmaken voor hij AOW-gerechtigd was. Zo vaak gebeurde het in die tijd evenmin dat er iemand op zo’n bijzondere manier getutoyeerd werd, meneer maar je en geen voornaam: “Dank je wel, mijnheer Van der Tas, voor alles wat je voor ons hebt gedaan!”
Voorzitter Weisglas sprak een jaar later vertrekkende Kamerleden wél met voornaam maar juist nog met u aan. Dat gold zelfs iemand met wie hij had opgetrokken in het presidium: “Martin Zijlstra, u komt uit de noordelijkste plaats van ons land. Dat weten wij allen. Het gaat om Woldendorp – ik spreek het vast niet goed uit – waar u bekend bent als supporter van de voetbalvereniging Woest en Onverschillig… U heeft hier belangrijke taken verricht, zoals het eerste ondervoorzitterschap van de Kamer waaraan ik zeer goede persoonlijke herinneringen heb.”
Alleen Jeltje van Nieuwenhoven kreeg een iets andere behandeling: “Ten slotte spreek ik van deze plaats iemand toe die geen afscheid heeft genomen van de Kamer, maar wel van een functie waarin zij bij uitstek de Kamer heeft vertegenwoordigd: Jeltje van Nieuwenhoven. Zij zal morgen worden beëdigd als Kamerlid, maar de 149 andere leden zullen zich herinneren hoe zij vanuit deze stoel hen tot de orde riep, soms met fluwelen handschoenen op een ijzeren hand, soms met een vriendelijk grapje, soms, heel soms, als onderwijzeres die geen moment bang was voor haar klas, maar altijd als een hoedster van het hele parlement en de democratie. Er zal een moment komen waarop wij je apart zullen bedanken. Toch meen ik dat de plotselinge rolwisseling van vorige week in deze vergadering niet onvermeld mag blijven, ook omdat dit mij de gelegenheid geeft om je te bedanken voor de zeer prettige en vriendschappelijke samenwerking die ik, als eerste ondervoorzitter, vier jaar lang met je heb gehad. Morgen zien wij je terug.” Tutoyeren én een voornaam vanuit de voorzittersstoel.

Frans Weisglas is ook voorzitter bij de Algemene en Politieke Beschouwingen op 28 september 2006. Femke Halsema (GroenLinks) deelt dan een steek uit naar CDA-fractievoorzitter Verhagen. “(…) Daarom zal ik vandaag niet mijzelf feliciteren, maar ik wil wel even van de gelegenheid gebruik te maken om de heer Verhagen te feliciteren met het behalen van de nationale zwetsprijs.” Verhagen: “Dank je wel!”
Daarna gebeurde er iets zeldzaams in de Tweede Kamer – en Weisglas stond het toe – toen Halsema in reactie op het dank je wel zei: “Maxime, van harte!”
Het gebruik van je tegen collega-Kamerleden gebeurt niet veel en als het gebeurt, hoeft het niet de dreigende klank van “Ik zal je najagen!” te bezitten. Wouter Koolmees (D66) is behulpzaam als zijn SP-collega Ewout Irrgang op het spreekgestoelte staat. Het is 28 juni 2012 en Irrgang merkt juist op dat er iets institutioneel verkeerd is gegaan, “zowel bij Financiën als bij de Nederlandsche Bank” – zeven jaar geleden maar hoe actueel, kunnen we half februari 2019 constateren. Koolmees licht zijn assistentie via de interruptiemicrofoon aldus toe volgens de Handelingen: “Ik ben even naar je bankje gelopen om je telefoon uit te zetten.” Daarop bedankt Irrgang: “Dank je wel!” Je! Dank je wel!
Pas tegen de tijd dat Khadija Arib voorzitter is neemt het gebruik van je in de plenaire zaal toe. Ik denk dat het in de lucht hing én dat de ontwikkeling geholpen is door een toevalsfactor. Dat laatste heeft ermee te maken dat wél mogelijk is dat mevrouw Arib geen bewust onderscheid maakt tussen dank je wel en dank u wel – er zijn toenemend sprekers van het Nederlands die ongeweten asjeblieft als normale vorm gebruiken waar ouderen alstublieft gepaster vinden…. en zich zelfs aan asjeblieft kunnen storen als dat tegen hen gezegd wordt. Mevrouw Arib spreekt haar mede-leden bijna altijd aan met u maar ze zegt óok vaak dank je wel.
Zo in de loop van 2015 begint je in de Handelingen toenemend voor te komen. Misschien kunnen we na een aanloopperiode het kalenderjaar 2018 als het doorbraakjaar zien. Daarbij wordt een beslissende rol gespeeld door Ronald van Raak (SP), vermoed ik, als ik de Handelingen goed lees én als de Dienst Verslag en Redactie precies heeft genoteerd – waar ik altijd vanuit ga zolang het tegendeel niet is gebleken. Van Raak bedankt de voorzitter momenteel zelfs vrijwel standaard met je voor het krijgen van het woord en hij sluit er ook mee af.
Kijk bijvoorbeeld naar twee momenten op 30 maart 2017:
Van Raak: (….) dat Curaçao een toekomst heeft in ons Koninkrijk. Dank je, voorzitter.
De voorzitter: U bedankt.
En op dezelfde dag:
De voorzitter: De heer Van Raak is aan het woord!
De heer Van Raak (SP): Dank je, voorzitter.
Ik mailde hierover naar Van Raak en er kwam een antwoord (dank u!) dat onder andere dit bevatte: “Ik heb deze vorm hier niet bewust gebruikt. Misschien is het omdat ik al wat langer in de Kamer zit en de voorzitter ook al langer ken. Het zou ook kunnen dat het te maken heeft met mijn Brabants dialect, bij ‘ons’ was het gebruik van ‘u’ een teken van afstand. Het lijkt me echter juist om de leden van de Kamer en zeker de voorzitter met ‘u’ aan te spreken.”
Dit is om een aantal redenen een interessante reactie. Kennelijk was Van Raak zich er niet bewust van dat hij hier je gebruikte. Dat verraste me, maar de verklaring zou kunnen liggen in het gegeven dat hij impliciet naar voren brengt, het lidmaatschap van het presidium. En merk op hoe hij aan de voorzitter een aparte positie toekent in het antwoord.
Dat tutoyeren gebeurt inderdaad tussen naaste collega’s, niet tussen alleen de geachte afgevaardigden onder elkaar. Het gebeurt ook onder bewindslieden ondanks de formele setting die een Kamervergadering – zij het afnemend – is. Op 27 maart 2018 moet minister Dekker zoeken naar een ingediende motie, in vak-K naast minister Grapperhaus en zegt dan volgens het verslag:
“Misschien dat mijn collega die motie nog ergens in zijn stapeltje heeft. De motie op stuk nr. 147 vraagt om te onderzoeken of er signalen zijn dat — ja, dank je wel — religieuze organisaties bij strafbare feiten interne rechtspraak als definitieve afdoening menen te kunnen gebruiken.” Grapperhaus wordt dus bedankt via “dank je wel”.
Op 8 november 2018 krijgt staatssecretaris Keijzer het woord, nu zit minister Wiebes mede in de regeringszetels.
Staatssecretaris Keijzer kan aanwezigen verrast hebben toen ze als volgt begon: “Dank u wel, voorzitter. Het is niet zozeer mijn plaats om hier dank uit te spreken aan de minister voor zijn betoog, maar ik doe het toch.”
Minister Wiebes zegt niet “Hoho Mona, je zegt plaats maar je bedoelt eigenlijk taak”, maar reageert tutoyerend en bescheiden: “Dank je wel.”
Inmiddels zijn er redelijk veel volksvertegenwoordigers die je gebruiken als ze op het spreekgestoelte staan en zich tot de voorzitter richten. Deze doet het heel soms ook in de richting van een van de leden. Neem nu wat er op 18 januari vorig jaar gebeurde.
De voorzitter zegt nadat Rens Raemakers afrondend een motie heeft voorgelezen: “U heeft nog 18 seconden.”
De heer Raemakers (D66): “Ja, voorzitter. Daarin wil ik u hartelijk bedanken voor het goede voorzitten van vandaag.”
De voorzitter is verrast, zegt eerst ouder gewoonte: “Dank u wel”. Dan bedenkt ze zich en bedankt via een persoonlijke reactie: “Dat vind ik nou heel lief. Dank je wel.” Daarna valt ze terug in de formelere rol van voorzitter: “U krijgt geen extra interrupties hoor! Dank u wel.” Kijk niet op de stopwatch (18 seconden zijn zomaar voorbij op zulke momenten) maar let op de wisseling tussen de vertrouwelijke en de meer formele tweede persoon, je versus u.
Bewindslieden tutoyeren dus zelden en als ze het doen, dan kennelijk vooral amicaal tegen een aanwezige collega. Ministers en staatssecretarissen hebben op zich al snel de neiging wat plechtiger te spreken (ook omdat ze soms ambtelijke antwoorden voorlezen en wel eens héel snel zoals minister Koolmees deze week in het debat over weekendscholen) maar zij hebben uiteraard een andere status in de plenaire zaal. Om te beginnen zijn zij er gast (ze krijgen drinken aangeboden) en worden met hun functie-aanduiding welkom geheten en aangesproken. Dus: Het woord is aan de minister-president.
Vooral Mark Rutte – hij mag in dit verband zó aangeduid worden – is begonnen met het noemen van voornamen van collega’s uit zijn kabinet van dat moment. Op 5 februari j.l. zegt de premier bijvoorbeeld: “Eric Wiebes doet er heel veel aan. Sigrid Kaag doet er heel veel aan.” Daarmee is de minister-president een trendsetter ook buiten vak-K. Dit kalenderjaar is fractievoorzitter Asscher – om maar iemand te noemen – in een plenaire vergadering al driemaal Lodewijk genoemd door collega-leden. Jongere leden zoals Lilian Marijnissen (SP) en Thierry Baudet (FvD) doen daar bijvoorbeeld duidelijk aan mee.
Jijen en jouwen, voornamen gebruiken, dat zijn vrij nieuwe trends in de Tweede Kamer, de laatste paar jaar ook buiten de situatie dat er van een medelid afscheid genomen wordt. Voorzover ik weet zegt het Reglement van Orde er niets over. Gek eigenlijk.
Vanaf nu ga ik in het bijzonder luisteren naar het begin en het einde van een bijdrage van Ronald van Raak en – vooruit – ook naar wat hij daartussen te berde brengt.

P.S. Eerder in dit blog schreef ik over Aansprekingen en aanduidingen, een verwante kwestie.