Degene die het vaakst gut zegt in de Tweede Kamer (zie Dat gezegd hebbend… blz. 134) is ook de spreker die tegenwoordig de frequentielijst aanvoert waarop de aantallen jeetje staan: minister Eric Wiebes. Wiebes is geen schreeuwer, stemverheffing lijkt hem vreemd. Daar passen woordjes als gut en jeetje wonderwel bij. Dat zijn tussenwerpsels van het vriendelijker soort, eerder tegen de spreker zelf gericht dan tot een ander.

De herkomst van beide woorden zal verklaren waarom ze zelden te noteren zijn uit de mond van CDA-, ChristenUnie- of SGP-sprekers. Gut is een klinkerverandering van god. Door het meer naar de uitspraak te schrijven valt het misschien niet eens zo ontzettend op als wanneer we gud zouden schrijven. Jeetje is een verkleinvorm die de uitroep een verzachtende sfeer verstrekt. Bovendien is niet het hele woord (of de naam) Jezus gebruikt maar alleen de eerste lettergreep daarvan of mogelijk niet meer dan de eerste letter.
Net als bij de uitroep mijn hemel voegt Mona Keijzer zich bij de sprekers van de niet-christelijke partijen in het gebruik van jeetje. Opnieuw lijkt er een grens te lopen tussen christelijk en niet-christelijk maar die moet binnen de rk-gelederen minder strikt zijn dan bij de protestanten.
De protestanten zullen het er niet mee eens zijn, maar jeetje heeft een wat familiaire, huiselijke connotatie. Partijen als PVV en SP gebruiken het niet zo veel maar áls iemand van die flanken het zich laat ontglippen, dan is het bijna steeds iets in de sfeer van ‘wat vervelend dat ik zo weinig interruptietijd heb’ (zoals Agnes Kant SP en Lilian Helder PVV). Toen Hero Brinkman (al dan niet nog als PVV’er) het een keer uitriep, was het omdat de staatsscretaris hem had betrapt op de verkeerde rangaanduiding van een militair. Op één uitzondering na, horen we PVV’ers verder niet “jeetje” zeggen.
Ook in het idioom van GroenLinks en de PvdA zit jeetje niet zo typisch vastgemetseld. Staat het in de Handelingen bij bijvoorbeeld Ineke van Gent (GrienLinks, ik vertikte me maar laat het nu maar staan omdat ze inmiddels burgemeester is van een Friese gemeente) of Jeroen Dijsselbloem (PvdA) dan is er een lichte spot te lezen in het betreffende citaat. Dat geldt ook voor staatssecretaris Klijnsma (PvdA).
Jeetje is dus allerminst een exclusief feminien woord, maar vrouwen scoren naar verhouding wel hoog in het gebruik ervan. Partijpolitiek is D66 de belangrijkste leverancier. Geen wonder dat het allereerste citaat in 1997 op naam komt van Ursie Lambrechts uit die partij. Niet vreemd dus ook dat we Alexander Pechtold zo geregeld tegenkomen als we het woordje opzoeken. Na D66 volgt de VVD als tweede grote jeetje-zeggende partij. Nee, niet Mark Rutte, maar bijvoorbeeld wel Bibi de Vries, Edith Schippers (beiden bij herhaling) en naast hen incidenteler ook een aantal mannelijke parlementariërs zoals Blok, Leegte en Taverne.
Er is één PVV’er die we nu en dan in dit verband tegenkomen en wel Geert Wilders. Toch een beetje VVD’er gebleven.
Waarschijnlijk is de Dienst Verslag en Redactie tegen 2000 begonnen om jeetje te noteren. Gelukkig maar dat deze nuances tegenwoordig in de Kamerverslagen zichtbaar zijn.