Lastig hoor, twee bijzondere soorten meervoud waar we een verschillend etiket voor hebben: het bescheidenheidsmeervoud tegenover het majesteitsmeervoud. In beide gevallen is er sprake van we of wij, in beide gevallen betekent het ‘ik’ maar toch maken we onderscheid. Dat gebeurt blijkbaar al langer want er bestaan Latijnse aanduidingen voor, pluralis majestatis en pluralis modestiae.
Het koninklijke meervoud komt niet heel veel maar wel stelselmatig voor:
“Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben dat het wenselijk is de voorziening van een nationaal raadgevend referendum af te schaffen en daartoe de Wet raadgevend referendum in te trekken;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: (….)”
Zo begint de officiële bekendmaking van een nieuwe wettelijke bepaling. Ik sla geen acht op de notatie “bij deze” waar “bij dezen” te verwachten was maar keer terug naar de eerste positie van de zin, het onderwerp. Wij slaat op de Koning der Nederlanden, twee voornamen, veel titels (enz. enz.) bij wie je grammaticaal een enkelvoud veronderstelt. Maar nee, in deze context is zo’n pluralis majestatis gewoon.
De tegenhanger is een bescheidenheidsmeervoud waarbij iemand het gebruik van ik probeert te vermijden en daarom wij gebruikt. Wikipedia stelt bescheidenheids- en majesteitsmeervoud aan elkaar gelijk en voegt er in beide gevallen een negatief oordeel aan toe door te spreken van het benadrukken van de eigen belangrijkheid. Verrassend nieuws voor ons, eh voor mij.
• Op donderdag 17 januari 2019 voerde minister Bruins (Medische Zorg) in de Tweede Kamer het woord bij het wetsvoorstel Experiment gesloten coffeeshopketen. Eerst was er ‘s middags de Regeling van Werkzaamheden, daarna kwam Bruno Bruins en hij begon met terug te blikken op het overleg: “Heel veel van het debat vanochtend ging al over de inhoud van de AMvB. Dat maakt het een beetje lastig en het nodigt ook uit, misschien daagt het ook wel uit, om zo nu en dan op onderwerpen uit die AMvB in te gaan.” Maar ja, een Algemene Maatregel van Bestuur bevat vooral de uitwerking van een wet en dus verzette de minister zich tegen die benadering omdat het zo ver nog niet was: “Toch willen we dat niet doen — pluralis majestatis.”
We. Maar is dat hier in het geval van een bewindspersoon als majesteitsmeervoud te kwalificeren, zelfs als we bedenken dat Bruins mede sprak namens Grapperhaus, de minister van Justitie? Het lijkt eerder een normaal, hooguit een collegiaal meervoud (laten we een pluralis collegae verzinnen) – het Wij van de Koning is nog niet aan de orde zolang een wet onderwerp van parlementaire bespreking is.
Waarom gebruikte minister Bruins hier die term pluralis majestatis?

• Een andere Latijnse term uit de wereld van de grammatica benutte Thierry Baudet (FvD) op donderdag 21 februari 2019 in een debat met minister Schouten (Landbouw en Visserij). Hij diende een motie in waarvan de status eventjes onduidelijk was: was het er eentje van afkeuring of wantrouwen? De tekst van de uitspraak bevatte de oproep aan de minister “nu alles in het werk te stellen om voortzetting van de pulsvisserij mogelijk te maken en een Europees verbod tegen te houden;
spreekt uit dat als dit haar niet lukt, en de Europese Unie toch tot een dergelijk verbod komt, de minister dient af te treden”. Baudet vond dat het een motie van wantrouwen was en zei toelichtend: “er zit inderdaad een irrealis in verwerkt. Dus áls het gebeurt, dan moet dat gebeuren.”
Dat is een gebruik van de term irrealis waarvan ik me afvraag, of een gymnasium-docent dat goedkeurt. Irrealis is een van de dingen die iemand bij Latijn leert en dan is het gekoppeld aan een aanvoegende wijs in de bijzin. Maar dat ontbreekt in de motie, een conjunctief staat er niet in. Goed, er is sprake van een voorwaarde maar die wordt bij het gebruik van een irrealis als inderdaad ‘irreëel’ voorgesteld – hier is het simpelweg óf het een óf het ander. Deze motie is iets als een conditionele periode, meen ik.
Waarom gebruikte Thierry Baudet de term irrealis?
Zou het kunnen zijn – ik kies voor een voorzichtige omschrijving – dat de plenaire zaal de spelers weleens verleidt om talig te imponeren op dit podium dat zowel theater als arena is? Een incidentele misgreep ware mogelijk, lijkt ons.