In de Nederlandse sportverslagen zou het wel eens vooral een winterse manier van zeggen kunnen zijn: schaatser A zet een tijd neer en latere rijders m/v lukt het niet om die te verbeteren. Zij bijten dan hun tanden daar zogezegd op stuk. Of de tanden met een bezittelijk lidwoord.
In Vlaanderen ligt het misschien dubbel anders (met alle nuances die bij zulke observaties horen). Het lijken daar in ieder geval in deze zomerse periode vooral wielrenners te zijn voor wie de uitdrukking opgaat én het is daar meer dan in de noordelijke Nederlanden mogelijk dat renners zich de tanden stuk bijten. Dat intrigerende zich doet wat denken aan zich over de kop werken, zich het snot voor de ogen rijden. Zich lijkt in deze context te duiden op een inspanning die iemand zich getroost maar die zonder resultaat blijft.
Kijk naar deze citaten die LexisNexis opleverde voor de afgelopen maanden en zie dat het ook wel eens andere sporten zijn en dat het niet altijd nodig is om een snellere tijd te scoren:
- Renner na renner beet zich de tanden stuk maar de klassementsrenners, met voorop Geraint Thomas, moesten hun tijdrit nog afwerken.
- [atletiek] (…) nu staat dat officieuze wereldrecord op 2 uur, 1 minuut en 39 seconden, in Berlijn 2018, en atleten bijten zich jarenlang de tanden stuk op de magische grens van 2 uur
- In de sprint die volgde, beten de Duitsers Jannik Steimle (Team Vorarlberg Santic) en Jonas Koch (CCC Team) de tanden stuk op Devriendt.
- [golf] Ooit was het omgekeerd, want vroeger beten de Amerikanen meestal hun tanden stuk op de Britse links, die niet alleen heel atypisch waren maar vaak ook geteisterd door hevige wind.
- [voetbal] Mexico, met Standard-doelman Guillermo Ochoa tussen de palen, beet lang zijn tanden stuk op het stugge Haïti.
- De Kempenaar deed net geen veertig seconden beter dan Evenepoel, ook Yves Lampaert beet zich de tanden stuk op de tijd van Van Aert.

In deze serie waren eerder onderwerp van aandacht: Vrouwen en kinderen eerst. Een listige afdaling. Stoeltje. Loopactie. De bal terugleggen. Als de brandweer. Het bos in. Renderen. Pielen. Pingelen. Vaste waarde. Uit je stekker. Een positie invullen. Hoog staan in het veld. In het mes lopen. Veel mensen achter de bal. Rijp voor de slacht(bank). Rijp voor de sloop. Na de thee.