Over inspanning gesproken (zoals in de vorige aflevering met zich de tanden stuk bijten, – het snot voor de ogen rijden e.d.), een bijzondere en bijna telegram-achtige manier van zeggen is volle bak.
- Toch won ze gisteren ook zonder harde omstandigheden met gemak de proloog. ,,Ik ben gewoon volle bak gegaan, ik was kapot aan het einde’’, zegt ze achteraf in Hotel de Jonge.
- Maar eenmaal onderweg gaat vrijwel iedereen volle bak. (soort hindernisbaan)
- Gevolg daarvan is wel dat we meteen volle bak gaan om naar de competitiestart toe te werken. (voetbal w.s.)
- Het laatste rondje heb ik volle bak gesprint en gelukkig kon er niemand meer overheen komen.’ (atletiek)
- maakten dat de inwoner van Harlingen in de wintertraining volle bak doorging en ook dit seizoen van de partij is (fierljeppen)
- Ik merkte dat het iets zwaarder ging in de finale. Maar ik vind dat je twee keer volle bak moet kunnen racen. (zwemmen)
Volle bak moet welhaast een concrete oorsprong hebben maar zong zich vooral in sportief verband daarvan los. Het vraagt dus bijna een vaste combinatie met een constructie met een handelingswerkwoord: volle bak toewerken naar, sprinten, racen of gaan en dan het actieve werkwoord. Misschien is het ook van de ene sport (bijvoorbeeld zeilen) naar andere sporten overgegaan – wie het weet mag het zeggen.
P.S. Verderop in dit blog komt volle bak opnieuw – en nu wat royaler naar aanleiding van taal van Haagse politici – langs.
Er is nóg een heel geliefde, beknopte manier van zeggen in de sportjournalistiek die ik niet in de grote Nederlandse grammatica vond (e-ANS): volgende aflevering.

In deze serie waren eerder onderwerp van aandacht: Vrouwen en kinderen eerst. Een listige afdaling. Stoeltje. Loopactie. De bal terugleggen. Als de brandweer. Het bos in. Renderen. Pielen. Pingelen. Vaste waarde. Uit je stekker. Een positie invullen. Hoog staan in het veld. In het mes lopen. Veel mensen achter de bal. Rijp voor de slacht(bank). Rijp voor de sloop. Na de thee. De tanden stuk bijten.