De publicatie van de dagboeken: Nowojski, Nowojski, Nowojski
• Uwe Nösner wordt in Lösers terugblik (“Zur Geschichte der Publikation von Victor Klemperers Tagebüchern”) dus wél genoemd. Löser voegt eraan toe dat Nösner bij zijn publicaties in DIE UNION de volle steun genoot van zijn bazin Uta Dittmann, destijds chef van de cultuurredactie. Zij speelde een rol in de gebeurtenissen van 1989 door een bijdrage in DIE UNION “Es ist möglich, miteinander zu reden”, volgens Wikipedia de eerste kritische tekst in een DDR-krant over de demonstraties tegen het SED-regime.
Die toevoeging door Löser is tegenover het eerdere niet-vermelden van Nösners vele activiteiten opmerkelijk, hoe waar deze ook zal zijn.
• Hoe reageerde Nowojski destijds in 1987-1990 op de publicatie door Nösner van de stukken die híj, Walter Nowojski, zou uitbrengen? Volgens Lösers verslag was het vooral gelatenheid. Maar scepsis had Nowojski ook. Hij betreurde allereerst dat er in een krant geen toelichtende noten geplaatst konden worden. Diens tweede bezwaar is het waard in het origineel geciteerd te worden in de weergave van Löser: “zum anderen befürchtete er (dus Nowojski, SR) zu Recht „reinigende“ Weglassungen im Text an Stellen, die in der DDR als politisch anstößig gelten mußten. Solcher Selbstzensur am Rande der Verfälschung wollte er Klemperers Text nicht ausgesetzt sehen.”
Zu Recht, aldus Löser, vreesde Nowojski dat Nösner bewust delen uit de tekst van Klemperer zou weglaten die de SED-leiding zou kunnen storen. Dat oordeel wordt door geen enkel feit onderbouwd. Juist door de ontvangst, door het kennelijk brisante karakter van Nösners publiceren én door de kennelijke voornemens van de kant van het DDR-bewind om de verdere plaatsing van stukken te verbieden, moet de conclusie toch wel luiden dat Nowojski er met deze veronderstelling heeft naast gezeten. Bovendien getuigt deze niet van neutraliteit tegenover Uwe Nösner. Overigens, áls Nowojski al bang was voor zelfcensuur bij Nösner, dan was hij zelf een van de zeer weinige personen die dat simpel had kunnen aantonen óf ontkrachten door het origineel te leggen naast het gepubliceerde. Dat heeft hij kennelijk niet gedaan. Het is opmerkelijk dat dit bezwaar na zoveel jaren nog vermeld wordt en zonder adstructie.
Overigens, er is een andere toevoeging in Lösers overzicht die in dit verband de aandacht trekt: “Uwe Nösners Vorabdruck in der „UNION“ dagegen war ihm (Nowojski, SR) bei der Arbeit nicht zur Hand.” De belangrijkste tekstbezorger van Klemperers dagboeken beschikte níet over de reeks krantenstukken van Nösner!
• Voor we aan de hand van Christian Löser verder gaan met de geschiedenis van de dagboeken van Klemperer, is het goed om op een klein element te wijzen. De dagboekuitgaven beginnen steeds in een nieuw jaar, ze eindigen in de maand december en zowel het een als het ander is logisch. Alleen het deel dat eindigt met 1945 stopt dus in de maand juni van dat jaar. Het lijkt me iets om daar een vraagteken bij te plaatsen (hierop komen we terug).
• Weer naar het verleden. In 1978 kwam Nowojski op het spoor van Klemperers nalatenschap in Dresden, in 1980 kwam hij een contract overeen met Aufbau-Verlag. Vervolgens publiceert hij vijf jaar later een stuk in DNL, zij het niet dat deel dat het meest in aanmerking zou komen bij het thema Dresden – Untergang und Wiedergeburt. Daarna is het van de zijde van Nowojski stil. De Val van de Muur in 1989 zorgt voor een verandering in zijn bestaan. Löser: “Im Verlauf der politischen Wende in der DDR wurde Walter Nowojski im März 1990 durch den neugewählten Vorstand des Schriftstellerverbandes als Chefredakteur der NDL abgelöst; dieser Schritt galt ausdrücklich nicht als Kritik an seinen Leistungen in den zurückliegenden 15 Jahren; man glaubte vielmehr, mit der Wahl eines neuen Chefredakteurs nach außen hin ein deutlich sichtbares Zeichen der Erneuerung setzen zu müssen.” Nowojski wordt eervol ontslagen en gaat dus met vervroegd pensioen: hij kan zich volledig aan de tekstbezorging wijden, geholpen door een transcriptie die gemaakt is door Hadwig Klemperer.
Die had, schrijft Löser, van 1987-1990 alle manuscripten van haar man overgetikt om zelf een volledige teksteditie te hebben naast de voorgenomen uitgave die weglatingen zou moeten bevatten wegens de enorme omvang van het materiaal. Hadwig Klemperer tikt die stápels manuscripten over – ongelofelijk aan de ene kant (en waar is dat manuscript, informeert de belangstellende geïnteresseerde), maar anderzijds is de vraag: voor wélke uitgave precies?
• Daarmee keren we even terug naar Nösner. Die stelde in het verlengde van zijn publicaties in DIE UNION aan Hadwig Klemperer voor om een uitgave te realiseren van de dagboeken: de Dresdener Verlag der Kunst is de uitgever die daarmee akkoord is en de weduwe stemt ermee in. Dat gebeurt in juli 1990, tien jaar nadat Nowojski met Aufbau-Verlag een contract had gesloten – al dan niet met een ondertekening door Hadwig Klemperer.
Kennelijk merkt Nowojski dat Nösner met instemming van Hadwig Klemperer aan een uitgave wil werken (mevrouw Klemperer had Nösner zelfs geadviseerd, zijn royalties in West-Marken uit te laten betalen omdat dat waardevoller was dan de oude munt uit Oost-Duitsland) en komt in de zomer van 1990 in actie. Bijna zonder overgang schrijft Löser die de geschiedenis in dit gedeelte van zijn bijdrage niet helemaal chronologisch weergeeft: “Im September 1990 erfolgte dann der Abschluß des Vertrages zwischen dem Aufbau-Verlag und Frau Dr. Klemperer über die Herausgabe der Tagebücher 1933-1945”. Was Hadwig Klemperer dat eerdere contract vergeten? In elk geval kwam ze niet tussen twee vuren te zitten, – we moeten aannemen dat Uwe Nösner erin berustte dat Nowojski en Aufbau deden wat hij samen met de Dresdener Verlag der Kunst had willen doen.