Jongens! als tussenwerpsel is alleen maar indirect te vinden in Van Dale, namelijk onder het andere tussenwerpsel jonge ‘uitroep van verbazing, bewondering of om nadruk te geven’. Allerlei vormvarianten geeft het woordenboek naast jonge, uiteindelijk ook “in ’t meervoud jongens! of jonges!” Dat laatste zou ik een mooi onderscheid vinden, de uitroep schrijven als jonges, het meervoud van jongen als jongens. Lastig is het alleen dan nog, wanneer er “Jongens en meisjes!” geroepen zou worden. De uitroep jonges! richt zich ook tot eventueel aanwezige leden van het vrouwelijke geslacht.
Nemen we voor het gemak aan dat het tussenwerpsel jongens vrij laat in de jaren ‘50 van de vorige eeuw in de Tweede Kamer begon op te komen en daar in de jaren ‘60 vanaf de linkerzijde een zekere vlucht begon te nemen. Tot een jaar geleden was zoiets met een zeker gemak vindbaar in deze wat oudere parlementaire stukken, daar moet nu veel meer moeite voor gedaan worden. Er moeten nu veel vaker pdf’s gedownload worden, vroeger had je een totaaloverzicht van stukjes met de citaten.*)
Als we een grote stap zetten naar 2019, dan komt de interjectie jongens in dat kalenderjaar meer dan 100x voor in de ongecorrigeerde Handelingen. In afwijking van Van Dale zou ik als omschrijving eerder kiezen ‘waarschuwend; verzekerend; soms zelfs bestraffend’. “Jongens, wees hier ongelooflijk scherp op”, houdt Peter Kwint (SP, niet de oudste van het stel) zijn medeleden bijvoorbeeld voor. Eerder verzekerend is dit citaat van premier Rutte: “jongens, dit kunnen we met z‘n allen op een fatsoenlijke manier.”
Wat is het enkelvoud van het tussenwerpsel jongens!? Dat is een eenvoudige vraag met een simpel antwoord: joh! Kijk in Van Dale: “verkorting van ‘jong(en)’, bij het roepen, aanspreken en als waarschuwende uitroep (ook door en voor meisjes gebruikt)”. De frequentie in de Handelingen is minder groot, maar tot in mei 2020 is het meer dan twintig maal in de verslagen van dit Hoge Huis genoteerd en dat is voor zo‘n amicaal klinkend woord een bijzondere constatering, mede omdat er dit kalenderjaar beduidend minder vergaderd is.
Zo simpel als de strekking van jongens zich laat begrijpen, zo lastig is het gesteld met joh. Er kan een aansporing of een suggestie in klinken (joh, zou je niet weer eens…), een waarschuwing (joh, je loopt nu een risico), begrip vragend (joh, als je zo snel moet werken), troostend (joh, kom even), excuus aanbiedend (joh, ik haal al die ambtsgenoten door elkaar), geruststellend (joh, het gaat allemaal goed).

De premier en de vice-premier – toch al veel in de Tweede Kamer wegens corona – gebruiken het tussenwerpsel beiden geregeld, zelfs bovengemiddeld. En zoals het nu eenmaal is met deze woordsoort: de VVD gebruikt ze het meest. In een normaler parlementair kalenderjaar als 2019 krijgt André Bosman (VVD) de kans zich met een score van 13 stuks te onderscheiden als kampioen joh-zegger. Het lastige is bij deze Zeeuw alleen dat het zich niet zo simpel in een woord laat vangen wat de betekenis van dat joh bij hem is, bijvoorbeeld:
• Je kan misschien heel lastig luisteren en denken: joh, ik maak er toch een verhaal van.
• Sterker nog, er is vanuit de NAVO ook naar Nederland gekeken met een verzoek: joh, zou je dat kunnen leveren?
• (…) het rondetafelgesprek, waarbij vier juristen aanwezig waren die zeiden “joh, we weten het niet”
• Daarom zeg ik als VVD’er ook: joh, als het niet werkt, dan stoppen we ermee.
*) Ik hoop dat iemand me corrigeert als ik dit niet goed zie.
“van joh”. Die mis ik nog. “Dan zeg ik van joh, laten we dat niet op die manier doen”.