…. al wil ik daarover niet verwijtenderwijze spreken….

Als er nou éen ding handig een handig product is van zinsontleding, dan is ’t het onderscheid tussen bijwoord en bijvoeglijk naamwoord. Dat het een nuttig onderscheid is, weet ieder die Engels in het pakket heeft. De zeldzame personen die Frans hebben gehad weten dat trouwens net als iedereen met een klassieke opleiding. Al die talen maken héel nauwkeurig onderscheid tussen een bijwoord (dat betrekking heeft op iets werkwoordelijks) en een bijvoeglijk naamwoord (met z’n relatie met een zelfstandig naamwoord). Over het Duits met al z’n precieze naamvallen kunnen we zwijgen – van de taal die historisch het dichtst bij ons staat nemen we in dat opzicht meer en meer afstand, het Nederlands verandert. (Andere talen ook maar die doppen maar hun eigen boontjes.)

Neuzen in vroege Handelingen van het Nederlandse parlement levert in de aangegeven jaren dit soort taal op, wat een andere tijd!

• Er veronderstellenderwijze van uitgaande, dat ook 1951 financieel gunstig kan zijn, (1950)
al wil ik daarover niet verwijtenderwijze spreken (1950)
• een expansie, waarvan het mijn bedoeling is om deze niet verder te doen reiken dan tastenderwijze nodig blijkt om (1950)
• dat ik onderstellenderwijze heb willen spreken en heb willen aanduiden, dat, (1951)
• Een probleem, waaraan de heer Bruins Slot teleurstellenderwijze niet toekomt (1954)
• Ik heb het vragenderwijze gesteld, Excellentie (1954)
• de geachte afgevaardigde heeft dat spelenderwijze opgeworpen (1955)

Heerlijke woorden, alleen al aan de constructies maar ook aan hun positie in de zin zichtbaar bijwoorden: verwijtenderwijze, tastenderwijze, spelenderwijze. Het ís niet te vergelijken, maar wat een sfeer moet dat toen in vergelijking met onze tijd geweest zijn, al wil ik daarover niet verwijtenderwijze spreken.

Allengs veranderde een woord als veronderstellenderwijze in veronderstellenderwijs. Die variatie bestond een 70 jaar geleden ook al, getuige:

• gisteren vragenderwijs stellende of deze missie een complicatie zou betekenen (1950)
• project aan zijn tweejarig zoontje afstaat om het spelenderwijs te verscheuren bij een bezoek (1950)
• De Belgische Regering heeft, vergelijkenderwijs gesproken, een heel wat rustiger leven (1951)
• waarvan de Regering de invloed nog maar gissenderwijs kan bepalen. (1954)
• als ik het nu spottenderwijs — u zult het mij niet kwalijk nemen, Mijnheer de Voorzitter! — doe voorkomen (1954)
• Over de rechtsvorm zelf zou ik op het ogenblik alleen veronderstellenderwijs kunnen spreken. (1955)

Bijwoorden van het type vragenderwijze (eigenlijk twee woorden vragender wijze) verloren hun slot-sjwa en werden in de loop van de tweede helft van de 20ste eeuw toenemend verkort tot het type vragenderwijs. In het vorige kalenderjaar is in de ongecorrigeerde Handelingen van de Tweede Kamer niet eenmaal zo’n woord op -enderwijze genoteerd. Trouwens, ook niet veel op -enderwijs: als ik het goed geteld heb zijn het er negen stuks in dat hele kalenderjaar 2019.
De gewoonste zijn sluipen- en vragenderwijs, gissenderwijs uit de mond van minister Wiebes is een eigener woord dat bij deze bewindsman en diens taal past. Het eigenst is Theo Hiddema (FvD). Hij nam niet alleen een derde deel van deze vormen voor zijn rekening, ze waren betrekkelijk onbekend en hadden alle drie betrekking op crimineel gedrag:

• dat een overlastpleger die hoppenderwijs langs winkelcentra is gezworven
• dan komen ze rekenenderwijs uit op de straf die hij moet zitten
• geen andere business dan alleen maar stelen en rondhobbelen, stelenderwijs.

Het zijn zichtbaar bijwoorden die crimineel gedrag betreffen: is het werkwoordelijke suffix –derwijs bezig negatief van inhoud te worden?

Theo Hiddema, Plein Den Haag juni 2017 (SR)

Bijwoorden zijn het, echt wel. Ze verliezen terrein en ze kunnen door een journalist van de ene klasse verhuizen naar de andere, die van het bijvoeglijk naamwoord. Zie hieronder, …. al wil ik daarover niet verwijtenderwijze spreken….

… een heel sluipenderwijs proces…

Over Siemon

Siemon Reker (1950, Uithuizen) was hoogleraar Groninger taal en cultuur aan de Rijksuniversiteit Groningen tot aan zijn emeritaat in 2016. Eerder was hij onder meer streektaalfunctionaris van de Provincie Groningen en actief in de journalistiek (Nieuwsblad van het Noorden, Radio Noord). Publicaties staan onder het kopje C.V.
Dit bericht is geplaatst in Uncategorized. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.