Respiratoir en hygiëne tijdens corona: En français s’il vous plaît

In de kast staan drie uitspraakwoordenboeken. Helpen die bij de vraag, hoe bijvoeglijk naamwoorden als illusoir, inflatoir en provisoir gezegd (moeten) worden in het Nederlands? Vast: ze bestaan alle drie al een jaar of 20 of dateren zelfs van een halve eeuw geleden en ze zijn door de kritiek niet weggemaaid, twee hebben zelfs meerdere drukken gehaald. Dat laatste geldt niet voor het actueelste van de drie, het Uitspraakwoordenboek van Josée Heemskerk en Wim Zonneveld uit 2000. Nog altijd te koop en wel voor een kleine 70 euro, maar het bevat dan ook ruim 800 bladzijden. De uitgave kwam tot stand met medewerking van de Nederlandse Taaluinie (sic!), het is dus een boek waar zowel gezag aan toegekend kan worden als waar de menselijke maat niet ontbreekt. Het is ondanks de Taalunie een Nederlandser boek dan de andere twee met hun duidelijker wortels in Vlaanderen. Juist voor de uitspraak van die Franse woorden zullen Vlaanderen en Nederland uiteenlopen. Bovendien zijn die laatste twee duidelijk ouder.

Het gebruikte boek

Het rijtje woorden dat ik in Heemskerk-Zonneveld vond bestaat uit accessoir, inflatoir, illusoir, notoir, obligatoir, preparatoir, provisoir en suppletoir. Er stonden nog een paar op het zoeklijstje, maar die hebben het Uitspraakwoordenboek niet gehaald; ze zullen in de opvatting van de samenstellers gevallen hebben buiten wat zij noemen “de normale dagelijkse conversatie” (blz. 7). Corona was nog ver weg, respiratoir staat er niet in.

Variatie is de opvallendste uitkomst tussen dat wat er vindbaar is: tegenover acceswaar, illuzwaar en suppleetwaar staan inflatoor en preparatoor. Bij obligatoir en provisoir bieden Heemskerk en Zonneveld twee keuzes, dus zowel die op “-waar” als op “-oor”. Noemen we die achtereenvolgens de Franse en de Nederlandse manier van zeggen, dan is het logisch om te veronderstellen dat obligatoor en provizoor aan de winnende hand zijn. Heemskerk en Zonneveld geven beide varianten, maar er was in elk geval éen leraar Nederlands die notoir al voor 1970 als notoor liet uitspreken: die van mij op de middelbare school.

Misschien is het daarom, dat meer dan een halve eeuw nadien de respiratware aandoeningen uit de mond van minister De Jonge (VWS) mij iedere keer opvallen en ze vallen váak. Jonges, denk ik dan terwijl ik ieder graag zijn vrijheid van meningsuiting gun, ook aan de medici van wie de minister deze realisering allicht heeft overgenomen. En toch, joh, doe nou gewoon. Luchtwegklachten zijn toch in bredere kring verstaanbaar en dus ook prima? Nu ja prima, even vervelend en bedreigend voor wie met Covid-19 te maken krijgt.

Die aandoeningen kwamen de voorbije maanden als gevolg van Covid-19 talloze malen langs, net als de hygiënemaatregelen van het frequent en lang genoeg je handen wassen en in je elleboog niesen. Niesen doet premier Rutte net als een minderheid in Nederland (de overgrote meerderheid zegt en schrijft niezen) en hij spreekt de voorlaatste klinker van hygiëne net als iedereen uit op z’n Frans: “hygiejène” en niet “hygiejeene”. Datzelfde geldt dus ook voor de minister van VWS en dat is verbazend.
We kregen ooit een minister met Milieuhygiëne in zijn portefeuille. Milieu-hygiëne! Hij was lid van het kabinet-Biesheuvel, Louis Stuijt in 1971. De term Milieuhygiëne verloor later z’n tweede lid en leefde voort onder de korte aanduiding Milieu. Maar toen Stuijt minister werd, gebruikte iedereen nog het langere woord en sprak dus van “milieuhygiejène”. Hygiëne werd gewoner en verloor mettertijd z’n Franse uitspraak: kijk in dat boek van Heemskerk-Zonneveld en lees fonetisch weergegeven “hygiejeene”.

Stukje Biesheuvel: Stuijt achter Schmelzer

En ziedaar, hebben we corona, moeten we allemaal onze handen stukwassen omwille van de hygiejène en gaat het opeens om die extra kwetsbare groep met respiratware aandoeningen. Hoezeer de betekenis van het Frans bij ons in de afgelopen halve eeuw ook mag zijn verminderd, plotseling ontlenen belangrijke mensen uit de corona-sfeer de uitspraak van enkele wezenlijke termen weer aan die taal.

Kan het zijn dat de Franse realisering meer opvalt, dus zwaarder van gewicht is en daarom meer gezag uitstraalt? Vreemde uitspraak dwingt? Vandaar dat niesen! Voor sommige Kamervoorzitters heeft “coem soewies” als uitspaak voor cum suis (c.s.) meer dan “cee-ès”. En op de enorme Binnenhofse voorliefde voor etcetera (en nog meer etcetera etcetera) boven enzovoort heb ik hier al té vaak gewezen. Kijk via het zoekblokje in de rechter kolom.

Over Siemon

Siemon Reker (1950, Uithuizen) was hoogleraar Groninger taal en cultuur aan de Rijksuniversiteit Groningen tot aan zijn emeritaat in 2016. Eerder was hij onder meer streektaalfunctionaris van de Provincie Groningen en actief in de journalistiek (Nieuwsblad van het Noorden, Radio Noord). Publicaties staan onder het kopje C.V.
Dit bericht is geplaatst in Uncategorized. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.