Mark noemde Volkskrant-columniste Sheila Sitalsing haar “portret van een premier” dat in 2016 verscheen. Petra de Koning is politiek verslaggever van NRC Handelsblad, die sinds enkele jaren Den Haag van nabij volgt en zij portretteerde de premier onder de titel Mark Rutte. Dat verscheen zojuist, bij Uitgeverij Brooklyn.
Zijn er nog meer overeenkomsten tussen de schrijfsters? Sitalsing kreeg in 2013 de Heldringprijs voor de beste columnist van Nederland, Petra de Koning de Vondelingprijs voor de beste politieke verslaggeving (2020).
Wie beide boeken doorbladert (zie voor dat van Sitalsing onder andere hier) ziet een belangrijk verschil: anders dan De Koning verstrekt Sitalsing een namenregister én een lijstje van geïnterviewde personen, het boek van Petra de Koning is in dat opzicht karig en dat is nieuwsgierig makend en jammer. Een politicoloog en een opiniepeiler hebben aan het laatste boek meegewerkt, voor beiden is er een uitdrukkelijk bedankte persoon als researcher actief geweest. Bij Mark leidde dat tot een reeks noten per hoofdstuk, bij Mark Rutte ontbreekt dat.
Heeft Sitalsing meer een studieboek geschreven en is De Koning allereerst een politiek leesboek? Bij Sitalsing is in een noot bij het hoofdstuk Mark groet de dingen ineens te lezen dat dit deel van het boek tot stand gekomen is met medewerking van een groep personen die (naar aan te nemen is) onderzoek doet naar retorica, – zo’n surprise bevat de andere publicatie niet.
Maar laten we beide boeken niet naast elkaar leggen.

Mark Rutte van Petra de Koning leest plezierig, snel en draait om de figuur van Mark Rutte maar dan tegen de achtergrond van de eigentijdse parlementaire geschiedenis. De lezer krijgt geregeld het gevoel gebeurtenissen van zeer nabij mee te maken en dat is een plezierig facet. Als ik aan de persoon Mark Rutte dacht, betrof dat allereerst zijn taal (talen in het meervoud liever) en hoe vooral dat het naast de brede lach was dat paste bij de vlot-studentikoze impressie die zich van zijn kant opdringt. Het corps, wellicht dat van vroeger. Na lezing van Mark Rutte zie ik allereerst iemand die extreem gehecht moet zijn aan vaste dingen zoals vakanties op identieke plaatsen, cappuccino bij een-en-hetzelfde tankstation bij Delft, etentjes in dezelfde restaurants en zeker ook aan onveranderbare tafels, menukaart niet nodig: doet u maar net als altijd.
Ik zal vanaf nu een poosje aan Ton Elias denken, die geïntrigeerd moet zijn geweest door de figuur-Rutte als persoon met ook een eigen onderkomen. In die sfeer moet het geweest zijn, dat Elias binnen – hoe zeldzaam verschijnsel – op het woonadres van zijn partijgenoot wel érg nieuwsgierig rondkeek. Luidde de ontdekking daarvan door Rutte het ongewenste en plotselinge einde van Elias’ parlementaire loopbaan in? Hoe toevallig trouwens wie de eerste bewoners waren van het Haagse appartement van Rutte: lees het boek van Petra de Koning.
De politieke missers die er aan Rutte kleven maar die hem tegelijkertijd niet deren: het waren er meer dan ik me realiseerde. Zijn behendigheid in de debatten ook. Dat kan evengoed zijn brutaliteit betreffen (noemt men dat zo?) wanneer hij zich straffeloos als premier bemoeit met een voorstel van orde of door anderen tijdens een debat heen spreekt (vooral vrouwen) als dat hij briljant in een vierkantje blijft draaien in zijn redenering zonder dat hij daarbij door een opponent te pakken is of dat hij probleemloos wegkomt met een gebrek aan herinnering respectievelijk het ontbreken van een actieve herinnering. Zijn onvoorstelbare verdediging bij de bonnetjesaffaire (Teeven niet gevraagd naar de kern van de zaak – het exacte bedrag waar het om draaide – want “niet kies”), geen tijd om een notitie van enkele kantjes te bekijken in de pauze van een essentieel debat of het voor mogelijk houden in algemene zin (maar verder dan ook niet) dat hij door Jeanine Hennis op de hoogte is gesteld van de ramp in Hawija. Op een van zijn vrijdagse persconferenties had de premier nog zó opgegeven van wat Nederland in Irak had gedaan: “We lopen helemaal voorop, we zitten totaal in de kopgroep. We bombarderen meer in Irak, relatief gesproken, dan de meeste anderen.”
Mark Rutte is een portret dat de lezer zelf uit de vele details scherp moet zien te krijgen, focus zou Rutte zeggen – een korte samenvatting staat er niet op een bijschrift bij de afbeelding. In de schetsen ontbreken elementen, zoals de nauwkeurigheid waarmee Rutte met bijvoorbeeld de media omgaat. Op de persconferenties weet hij precies via welk medium wat vertoond is of wat er in een krant geschreven heeft gestaan. RTL en NOS behandelt hij op zijn wekelijkse persconferenties gelijk en vaak ook in één adem, van de kranten heeft hij altijd de meeste aandacht voor De Telegraaf en de aanwezige vertegenwoordigers daarvan, de heren Jansen en De Winther voorop. Hij solliciteert al jaren bij dit medium naar een column na zijn premierschap.
De gespeelde achteloosheid bij die gelegenheden (blijkend uit woorden als “zeg ik uit mijn hoofd”) doet veronderstellen dat Mark Rutte zaken zéer precies onthoudt. Controlfreak is hij in de weergave van Petra de Koning. Als hij in een van z’n eerste vrijdagse persconferenties door journalisten bijgepraat moet worden over wat er door een kabinetscollega bij het verlaten van de ministerraad is gezegd, dan duurt het niet lang of Mark Rutte heeft het intern zo georganiseerd, dat hij bij aankomst op Nieuwspoort gedetailleerd op de hoogte is van wat er aan het touwtje door zijn collega’s is gezegd. En dát laat hij vervolgens weer graag blijken aan de aanwezige journalisten met wie hij merkbaar amicaal omgaat.
De taal die Rutte spreekt en waarmee hij laat zien erbij te horen aan het Binnenhof en via een grotere of kleinere mond buitenlands ook in de aangrenzende landen (Engeland, Duitsland, Frankrijk – in die volgorde), dat is wat ik mis in de beschrijving van Petra de Koning. Maar ja, in een blog waarin het daarover honderden malen is gegaan is die constatering niet zo’n grote verrassing.