Bijzondere uitzending die aflevering van Buitenhof van zondag 20.12.2020 op NPO 1. Aan het eind werd het onthutsend en snoeihard óver de politiek in het gesprek met Renske Leijten en Pieter Omtzigt. (Leijten zei eenmaal in de penairie. Beiden waren zeer hard over de politiek, vooral van die in het Torentje.) Daarvóór was Neelie Kroes (VVD) aan tafel verschenen. Ook zij sprak heldere taal. Een driemanschap moet leiding geven in coronatijd, stelde ze voor. Hard ingrijpen als het noodzakelijk is, bijvoorbeeld Schiphol dicht. Je niets aantrekken van anderen, mensen die naar anderen wijzen en de verantwoordelijkheid “afspelen” met woorden als “ja maar zij, hullie, zullie”, zei de vroegere minister – de afdeling ondertiteling schrok zó van die taal, dat het werd weggelaten….

Mevrouw Kroes wees als het ware met een vinger naar de bedoelde derden toen ze dit zei en dat was niet positief. Zou Van Dale dat melden, dat hullie en zullie altijd in negatieve context opereren? Kijken we in het grote woordenboek.
hullie:
persoonlijk voornaamwoord
1882, samentrekking van hun lieden
spreektaal zij, hun
vergelijk zullie
zullie:
persoonlijk voornaamwoord
1701–1800, samengetrokken uit zij + lui, vgl. jullie, hullie
in spreektaal en in de taal van Leidse (oud-)corpsleden zij
vergelijk hullie
Als het klopt wat Van Dale zegt, is hullie samengetrokken uit hun+lieden (wat logisch oogt), zullie uit zij+lui (wat minder overtuigend lijkt, je denkt eerder aan invloed van jullie en hullie). Van beide vormen is zullie lichtjes ouder (achttiende-eeuws), zegt Van Dale, maar dat zou ik nu juist niet denken als het een analogievorm is.
Hoe lang zou Van Dale deze twee varianten al hebben? In de eerste vijf drukken vind ik het niet, wél staat er informatie in de zesde editie van 1924. Daarin wordt hullie vermeld (neutraal genoemd en vertaald door ‘hunlieden’), maar zullie nog niet. In de volgende uitgave, de 7de van 1950, noemt De Tollenaere hullie volkstaal. Kruyskamp voegt in de achtste zullie toe “in onbeschaafde taal voor zij”.
De opnamegeschiedenis van die twee woorden heeft dus gemaakt dat de toegevoegde gegevens nog altijd variëren, volkstaal tegenover onbeschaafd. Nu ja, het een zou gek genoeg weleens gelijk kunnen zijn aan het ander, althans door sommigen zo gevoeld worden en beide begrippen zijn niet positief. Denk aan je mot dit en je mot dat, waar het hier eerder over ging.
Hans Heestermans is de hoofdredacteur van Van Dale onder wiens bewind de aanvulling met de Leidse corps- of oud-corpsleden toegevoegd is. (Voegde hij in dezelfde bron ook niet toe dat het Leidse NS-station er niet fraaier op werd bij een aanstaande verbouwing, iets dergelijks? Ja, onder station: “het nieuwe station te Leiden is bijzonder lelijk”.) Deze West-Brabander schreef onder meer over het Leidse dialect: niet onbegrijpelijk voor iemand die op het WNT in die universiteitsstad werkzaam was. Het WNT is dat grote Nederlandse woordenboek waar ook het product Van Dale aan schatplichtig is. Heestermans’ voorgangers De Tollenaere en Kruyskamp werkten daar eveneens. (Kruyskamp sneerde in een omschrijving van die sport naar volleybal in Van Dale: “balspel waarmee zelfs grotemensen zich wel vermaken”. Die omschrijving corrigeerde hij in een latere druk via weglating.)

Over jullie in de Tweede Kamer ging het al eens hier – zelfs meer dan eenmaal -, hoe zit het daar met het gebruik van hullie en zullie?
Veel komen deze voornaamwoorden niet voor, maar toch een keer of tien in de periode vanaf 1995. Via hullie en zullie wordt bijvoorbeeld graag naar “Brussel” gewezen in een negatieve sfeer, het mag ook een andere entiteit zijn waar afstand van wordt genomen. Het is eigenlijk steeds een tegenstelling tussen ‘wij hier (positief)’ versus ‘een andere groep, persoon, partij daartegenover met wie we het in een bepaald opzicht niet eens zijn’. Die laatsten zijn hullie en zullie. [Ik had het er met een psychologisch geschoolde kennis over en die zei direct externe attributie.]
Wie fungerend voorzitter was op 01.03.2012 is niet zo gemakkelijk digitaal via de Handelingen te achterhalen. Ik neem aan dat het nog juist Gerdi Verbeet was, die op die dag tijdens een debat naar haar partijgenote Lea Bouwmeester PvdA uitviel: “U zegt ook niet “jullie”. (Dat zei mevrouw Bouwmeester dus wél, SR, en daarop reageerde Verbeet.) Ik ga het nog een keer uitleggen. U spreekt via de voorzitter. Dat geldt voor alle partijen hier, zonder aanziens des persoons, want dat verdrag hebben we wel met elkaar afgesloten. En van dat jullie, hullie, zullie, daar houd ik gewoon sowieso niet zo van.”
Trouwens. Was dat een niet-geobserveerd en dus gepasseerd grapje van de stenograaf van dienst die mevrouw Verbeet (MO Nederlands) zonder aanziens des persoons liet zeggen? De voorzitster! Zonder aanzien des persoons.
Aanvulling 14.09.2022: De afgelopen paar jaar staat zonder aanziens des persoons nu en dan in de ongecorrigeerde verslagen van de Tweede Kamer in bijdragen van Pieter Omtzigt, Jasper van Dijk, minister de Jonge (VWS). Extra apart is het als voorzitster Arib het op 31.01.2019 zo uitspreekt bij de herdenking van haar voorganger Dick Dolman – de man die zo precies was op het Nederlands. Wie vandaag kijkt via Overheid.nl in de nieuwere verslagen vanaf 1995 vindt het 36 maal. Zegge zes-en-dertig.