De verdergaande digitalisering gooide een poosje roet in het eten, toen Internet of Things, IoT, vertaald werd als ‘internet der dingen’. Maar verder leek het ouderwetsige “der dingen” in de richting te gaan van een langzame dood in de nationale vergaderzaal. Goed, er was natuurlijk wel eens een vertegenwoordiger van een partij op religieuze, vooral protestantse, grondslag die het passend vond om der te gebruiken. Ook een enkele andere ervaren vergaderaar (minister Melkert, staatssecretaris Dijksma, Kees Vendrik (GroenLinks)) wierp het procedurele “volgorde der dingen” in de strijd en van het huidige kabinet vooral mevrouw Schouten, mevrouw Ollongren en Van Nieuwenhuizen. Verder leek deze tweede naamval meervoud op een langzaam uitdovende kaars.
Totdat de vlam vooral in het coronajaar 2020 begon op te flakkeren. Dat had vooral te maken met de minister van VWS die toen zo vaak in de plenaire zaal het woord moest voeren. Hugo de Jonge is de gebruikskampioen onder de der-dingenzeggers en hij beperkt zich in dit opzicht lang niet altijd tot de gewone (volg)orde der woorden.
Enkele voorbeelden zonder nadere context zijn voldoende:
• Dat is gewoon de werkelijkheid der dingen.
• om gewoon vast te houden aan een langjarig beleid en niet ineens de huidige situatie als de maat der dingen te nemen.
• Dat is de volgordelijkheid der dingen.
Ik denk dat er reden is om aan te nemen, dat een politicus zich via iets als “… der dingen” extern manifesteert als iemand die het klappen van de zweep kent. Hij hoort er bij.
Soms zie je dat iemand zich nog bevindt op weg naar die onderscheiding. Dat is het geval wanneer dezelfde Hugo de Jonge in 2019 blijkens de (ongecorrigeerde) Handelingen uitglijdt en zegt: “Het aantal stichtingen lijkt mij niet per se maatgevend der dingen om de mate van complexiteit aan te tonen.” (31.10.2019) Maatgevend der dingen.
Toen Thierry Baudet een jaartje deel had uitgemaakt van de Tweede Kamer, diende hij in 2018 een motie in waarin hij afweek van de normale slotwoorden “en gaat over tot de orde van de dag”. In plaats daarvan stond er nu: “en gaat over tot de dagelijkse orde der dingen.” Ambtgenoten moeten toen gedacht hebben: Arrivé!

Hetzelfde jaar probeerde de FvD-fractieleider dezelfde grap opnieuw te brengen, maar nu vergiste hij zich: “en gaat over tot de dagelijkse orde van der dingen”. De dagelijkse orde van der dingen.
Als er aan het Binnenhof naar ouder Nederlands gegrepen wordt, kunnen talige spoortjes een indicatie vormen van het ongebruikelijke in de taal van degene die het woord voert, hetzij een bewindsman, hetzij een volksvertegenwoordiger. (Zie wat Henk Krol overkwam toen hij gij verkeerd gebruikte.)
In theorie lijkt het me mogelijk dat er in dit soort gevallen sprake is van aanstelleritis, maar daarover kunnen medici beter oordelen.