Stukje uit een stukje uit een krant: “Op vakantie denk je: deze twee weken op een Spaanse berg lijken eeuwen te duren! Wauw. Ik word hier echt een ander mens. (…) En dan kom je thuis, zit je twee dagen achter je bureau en ben je die hele berg vergeten.” Aaf Brandt Corstius, 11 november 2020 in de Volkskrant. Haar vader was een wiskundige met waarachtig oog voor taal, haar grootvader literatuurkenner. Met zo’n voorgeschiedenis mag wel even gevraagd worden: hoe moeten we die hele berg taalkundig ontleden?
Het gaat om hele dat hier een bijvoeglijk naamwoord lijkt maar het niet is, althans een andere functie heeft. Hele zegt niets over de berg maar over Aaf: zij is de berg he-le-maal vergeten. Hele is in deze zin te beschouwen een bijwoord van graad.
Zoiets komt vaker voor. Hier ging het een keer terloops over het woord onvervalst gevolgd door een taalnaam. Als een journalist iets onvervalst Gronings noemt, dan zegt dat niets over de kwaliteit van die taal (geloof me) – het zegt iets over de journalist en bijvoorbeeld diens verrassing of andere emotie.
Datzelfde gevoel heb ik, wanneer ik zie dat een auteur een accent sappig noemt. Niet die taal is sappig, het komt sappig op de schrijver over – dat zou in navolging van de omschrijvingen in Van Dale bijvoorbeeld ‘levendig, smeuïg’ kunnen betekenen. Misschien ook ‘kluchtig’.
Noordelijke streektalen (kijk in LexisNexis) worden zelden sappig genoemd, naar het Zuiden begint het een beetje te komen bij het Twents. Het Brabants scoort duidelijk hoger, maar Limburgs wordt weer zelden zo gekwalificeerd. Ook de variant van de grotere steden, althans van Rotterdam krijgt die aanduiding nogal een keer. Zie dit citaat uit de Volkskrant over Pim Doesburg, “befaamd om zijn reflexen, was een nerveuze keeper, een fanatiekeling met een schallende, hoge stem en sappig Rotterdams accent.” (19.11.2020)
Via de Maasstad komen we in de buurt van Zeeland en daar scoort sappig extra veel, vooral als er daar in de Provinciale Zeeuwse Courant verwezen wordt naar Vlaamse dialecten. Dat kan het Antwerps zijn (“Ik speel samen met vrienden in een band. Het liefst spelen we in kleine zaaltjes of gewoon op café”, zegt Chip in sappig Antwerps accent. PZC 27.11.2020) maar bijvoorbeeld ook het Gents. (“We zetten in op de gezonde, snelle hap”, zegt hij met een sappig Gents accent. PZC 16.01.2020) Brabantse kranten kijken ook over de staatsgrens en zetten dan dezelfde terminologie in.
Verrassend onderwerp voor nadere bestudering is dit vreemde gegeven: Gent en Antwerpen is wél sappig, het Oost-Vlaams nooit, het West-Vlaams heet daarentegen heel vaak sappig. Sterker, het is de kampioen in deze sector: “We waren er wel aan toe. Het is vanaf september geleden dat we nog weg zijn geweest”, zegt zij in sappig West-Vlaams. (Eindhovens Dagblad 09.01.2021)
De verbazing die de auteurs met dit bijvoeglijk naamwoord uitdrukken, blijkt vooral uit het kilometer-gegeven: sappig zijn bij uitstek taalvarianten op afstand van de schrijver en vooral hoorbaar in het buitenland.
• Maar het draaide om haar buitengewoon energieke voordracht in sappig Londens accent, en de heerlijk opruiende beats. Dagblad van het Noorden 02.09.2019
• “Het mooiste uitzicht van Den Haag”, zegt Olena met sappig Oost-Europees accent. AD Haagsche Courant 07.05.2019
• “Mijn man is net de deur uit” zegt Naomi in het Engels met een sappig Afrikaans accent. De Gelderlander 28.11.2019
• “Ik wil niet trouwen”, zegt ze met sappig Schots accent, maar “single blijven en mijn haar laten golven in de wind” de Volkskrant 14.11.2019