Afgelopen januari en afgelopen maandag is blijkbaar Nederlands dat van veel actueler datum is dan ik wist of had gedacht. Datzelfde is het geval met een begrip als F-woord, dat bij ons misschien met een Engelse knipoog is geïntroduceerd:

De oudste aanhaling in de Oxford English Dictionary stamt van 1956, het eerste F-woord in de Tweede Kamer dateert van eind 1991. Het is afkomstig van Eimert van Middelkoop (GPV/ChristenUnie) en daarmee weten we dat die er iets anders mee bedoelde. Van Middelkoop sprak weliswaar van “het vooral in Londen zo vermaledijde f-woord (…)” maar hij bedoelde de Britse weerstand tegen een al te federaal ingericht Europa. Dat was een actueel onderwerp in de aanloop naar de Top van Maastricht, waar in februari 1992 het verdrag met de naam van die stad ondertekend zou worden. Frits Bolkestein (VVD) stond in dat opzicht naast mevrouw Thatcher. Op 11 december 1991 zei hij in een debat over de voorbereidende Europese top van de twee dagen ervoor: “Het sociale beleid is uit de verdragstekst verdwenen, evenals het F-woord. Ook daarmee zijn wij het eens.” (Bolkestein werd jaren later, in 1999 Europees Commissaris.)
In de tijd vanaf het Verdrag van Maastricht kwam het F-woord nu en dan langs bij debatten in hetzelfde kader, ook wel gevarieerd via het C-woord (confederatie). Eenmaal sprak Erik Jurgens (PvdA) van het S-woord – de goede verstaander zal begrepen hebben dat hij verwezen heeft (neem ik tenminste aan, SR) naar het subsidiariteitsbeginsel – gezag moet door wetgeving toegekend worden aan het niveau dat zich zo dicht mogelijk bevindt bij het niveau waar het betrekking op heeft.

Jan Marijnissen (SP) paste de tekst van hetzelfde liedje aan door in 1998 te spreken van het N-woord voor ‘nivellering’, want dat “is in een tijd dat het actueler zou moeten zijn dan ooit, door de Paarse vrienden uit hun woordenlijst geschrapt en is ook niet een van de doelstellingen geworden in het nieuwe belastingplan.” Hij varieerde nog hetzelfde jaar met het H-woord (hypotheekrenteaftrek).
Toen Frank Heemskerk (PvdA) de marktwerking later in een debat met Agnes Kant (SP) aanduidde als het M-woord leek hij bijna te zinspelen op Marijnissens voorliefde voor dit taalgebruik.
Jan Marijnissen ging door, in 2000 sprak hij opnieuw over de hypotheekrenteaftrek (de SP had “speciaal voor de fracties die het H-woord in dit verband niet in de mond durven nemen, een alternatief bedacht. Dat is het eigenwoningforfait, vroeger het huurwaardeforfait.”)
Dat H-woord bleek een treffer, het bléef in de politieke discussies terugkomen en die bekendheid maakt het voor degene die het debat wil volgen simpeler dan bijvoorbeeld dit cryptische antwoord van minister De Grave (Defensie) in hetzelfde jaar: “Mij is gevraagd om een oordeel te geven over bevinding 24 van de commissie. Daar heb ik een reactie op gegeven, namelijk de vermijding van het L-woord. Dat wordt nu een V-woord en een W-woord. Daar heb ik op gereageerd.” Uit een reactie in de Kamer blijkt V ‘verhullend’ te betekenen maar de andere letters? Dit soort X-woorden zijn bestemd voor de incrowd zolang ze niet algemeen gangbaar zijn – dan immers kan iedereen weten wat er bedoeld wordt maar tegelijkertijd is het mooi niet gezegd, zoals met dat f-word in Engelstalige landen. (Vergelijk voor het talige weglaten van wat niet gezegd moet worden het stukje over het woord verdomd.)
Wie een beetje zoekt vindt veel voorbeelden, meestal betreft dat een geïsoleerd geval. Sommigen die het woord mogen voeren in de plenaire zaal genieten ervan en laten dat blijken ook. Neem Ineke van Gent (GroenLinks) in 2009 over het ontslagrecht: “Wij hebben hier in Nederland het H-woord; er mag niet over de hypotheekrenteaftrek worden gesproken. Wij hebben het A-woord van de aanrechtsubsidie. Wij hebben ook het O-woord als het gaat om ontslag. Ik zou er eigenlijk het P-woord, de p van prullenbak, aan toe willen voegen, want daar hoort dit voorstel thuis.” Vierwerf gebruikt, maar tegelijk driewerf hoera voor mevrouw Van Gent, want ze legt de afkortingen aansluitend uit.

Een flink aantal jaren later (2018) deed minister Hoekstra dat ook: “Ik heb in het laatste AO nog een keertje geprobeerd om onder woorden te brengen dat wij tegen een stabilisatiefunctie zijn, dat wij tegen een nieuwe afzonderlijke pot met geld zijn, dat wij tegen een additionele transfer zijn en dat we tegen, zoals dat in het regeerakkoord staat, een fiscal capacity zijn. Dus je zou kunnen zeggen: het s-woord, het t-woord en het fc-woord.”

Hoe is het tegenwoordig grofweg gesteld met die X-woorden? Ze worden kennelijk minder vaak gebezigd. In 2020 viel volgens de Handelingen dit van Tunahan Kuzu (DENK) te noteren: “Wij moeten de daden van het Chinese regime keihard veroordelen en — daar komt het voor het eerst, voorzitter, het s-woord — keihard sanctioneren.”
Klaas Dijkhoff (VVD) maakte er een beetje een woordpsel van toen hij sprak van de discrepantie dat “uitvoeringsinstantie a zei en dat een bewindspersoon het b-woord voerde”.
Is Dijkhoffs VVD het vaakst met zulke impliciete termen aangevallen? De macht van de VVD wordt dan uitgedrukt door een kwestie die voor die club erg belangrijk is of misschien wel onbespreekbaar, enkel met de eerste letter aan te duiden. (Breekpunt heet zoiets ook wel.) Voor het H-woord geldt het, voor een minder frequent genoemd begrip als het D-woord (dividendbelasting) gaat dat eveneens op. Premier Rutte kent het parlementaire lexicon ook! In 2015 snapte hij kritische vragen in zijn richting: “Ik begrijp natuurlijk ook dat hier de regievraag achter schuilgaat. Het R-woord is gevallen (…)”. Dat was een aanval op de minister-president, uit hoofde van zijn functie als regisseur.
Trouwens, het R-woord kon ook als aanduiding dienen voor het rekeningrijden – ook dat is tegen de VVD in de strijd gebracht.
P.S. De term X-woord komt kennelijk niet voor en deze term benut ik dus maar als aanduiding voor het type, waarbij voor X vrijwel elke letter valt te substitueren.