Heerlijk boek in de kast, het Retrograde woordenboek van de Nederlandse taal. Het is aan de rug zichtbaar dat het geregeld gebruikt is – dank meneer Nieuwborg, dat u heeft georganiseerd dat een vroegere druk van Van Dale digitaal in een omgekeerde volgorde op alfabet gezet is!

Het resultaat is dat we bijvoorbeeld dit kunnen opzoeken:

We zien vrijwel in één oogopslag dat we in het Nederlands een achtervoegsel -erlei bezitten, dat we kunnen plaatsen achter iets telwoorderigs. Buiten het getoonde beeld valt nog achterlei, maar we zien hier dus die bijzondere reeks die niet iedereen dagelijks zal benutten met onder meer tweederlei, beiderlei, duizenderlei, enigerlei, zestigerlei. Allerlei maar telkens dus is het iets gekwantificeerds +(d)erlei. Allerlei hoort er ondanks de vorm eigenlijk niet bij, want het betreft niet ‘alles’, er is altijd de beperking binnen het telwoordachtige. Allerlei betekent in feite ‘velerlei’.
Tegelijkertijd is allerlei de gewoonste in deze reeks die voor het overige vooral te karakteriseren is als formele, juridische taal. Dat heeft met de inhoud van –erlei te maken, want dat dekt als het ware veel af alsof het om een reglement gaat. De betekenis is te omschrijven via begrippen als ‘variatie, vorm, soort’. Van Dale gebruikt daarom terecht “van, in zoveel soorten als door het eerste lid wordt aangegeven” in z’n omschrijving (onder -lei). Een gangbaar woord als enigerlei wordt daarom zeer geregeld gebruikt in combinatie met wijze, vorm en dergelijke, een woord dat inhoudelijk natuurlijk past bij het wat gewichtige achtervoegsel -(d)erlei.

Juridisch overkomende taal, geen wonder dat minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) als volgt geciteerd kan staan in de Handelingen: “De melding betreffende brandweerzorg die door de ADR is onderzocht, is aan mij gemeld nadat de beslissing was genomen om die bij de Auditdienst Rijk neer te leggen. Ik denk dat dat de juiste weg is, want ik vind niet dat ik enigerlei invloed moet hebben op wat daarmee gebeurt.” Niet enigerlei invloed – als de minister generlei had gezegd had hij de bocht korter genomen en had hij nog meer als de jurist geklonken.
Dezelfde bewindsman kunnen we citeren met uitingen als “Ik zal de gedachte meenemen of er enigerlei mogelijkheid is om daar iets meer mensen te laten kijken”: een mogelijkheid in welke vorm, hoedanigheid dan ook. Is dat gewoon Nederlands?
Nemen we minister Kaag (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking) die over iemand die in het buitenland woonachtig is zegt: “Hij wordt niet vermeld op enigerlei lijst.” Dat impliceert dat er allerlei soorten van lijsten bestaan.
Of nemen we minister Bijleveld (Defensie) met de bewering dat er “geen aanleiding om te veronderstellen dat er sprake is van enigerlei Nederlandse betrokkenheid”. De minister bedoelt dus dat er diverse varianten van betrokkenheid zijn, anders zou enigerlei hier niet passen.
Gerrit Jan van Otterlo (50PLUS, vroeger PvdA) sprak bij de coronabriefing op 24.02.2021 van “enigerlei moment” – alsof er allerlei soorten van momenten zijn. Hier lijkt dus eerder het woord gevoerd te zijn door iemand die het woord enig verlengde tot enigerlei – plechtig klinkend maar in feite net zo humoristisch als winstwaarschuwing aan het Binnenhof in de plaats kwam van waarschuwing. Ik suggereer als lakmoesproef voor het opsporen van opgeblazen ABN in deze gevallen de vervangbaarheid van enigerlei door enig(e).
Van Otterlo is niet de enige in zijn gebruik van enigerlei moment, minister Bijleveld, minister Hennis, minister Plasterk zijn maar een paar voorbeelden uit een lange rij sprekers die al dan niet tekst van ambtenaren aan de volksvertegenwoordigers voorlazen. Kortom, op enig moment is enigerlei moment gewoon Nederlands.