Wat is er over van des? Vrijwel niks. Een ‘s-je in ‘s-Gravenhage, wat zichtbaarder in een handvol uitdrukkingen en dat is het – bijna. Lilian Marijnissen (SP) zei dat Sigrid Kaag beweerde “dat ze woorden gebruikt die niet des Binnenhofs zijn” naar aanleiding van “hier scheiden onze wegen”. De D66-leidster zelf sprak op haar beurt van iets vergelijkbaars: “Ik heb heel gemengde gevoelens over de Europese outlook van dit kabinet. Dat is niet allemaal des D66’s, maar we zitten in een kabinet en op een gegeven moment moet je keuzes maken.” Joost Sneller (ook D66) memoreerde een “steen des aanstoots”, Derk Jan Eppink (JA21) had het over “de tand des tijds” en Gidi Markuszower PVV sprak bij herhaling van “zonder aanzien des persoons”, iets wat ook aan de andere kant van de Kamer gezegd werd door Renske Leijten (SP). Lilianne Ploumen (PvdA) zal een CDA-lid op het oog gehad hebben toen zij repte van mensen die zich voordeden “als weldoener des vaderlands” maar intussen wel mooi miljoenen opstreken en Martin Bosma (PVV) maakte onderscheid tussen dingen waarover een minister ging en wat des Tweede Kamers is.
In een gecombineerde vergadering met leden van het Europese Parlement zei Europarlementariër Rob Roos (JA21): “De nationale verkiezingen gaan straks om des keizers baard als de volksvertegenwoordigers hier niet snel op hun strepen gaan staan.” Deze taal is hoorbaar koren op de molen van Roelof Bisschop (SGP): “Sommige terreinen zijn des lidstaats.”
Wat horen we hier vet gemarkeerd tussen versteende taalvormen door? Een revival van iets uit een verleden tijd: het gebruik van een pseudo-plechtige genitief des en nog wel vooral in een verwijzing naar de eigen constitutionele wereld des Binnenhofs, des Tweede Kamers, des lidstaats. Wij horen spelers-woordvoerders in dat spel zichzelf op de borst kloppen. Hier scheiden de wegen van vroeger en die van nu. Vroeger, toen we nog wél naamvallen leerden en kenden, óok van de bijvoeglijke naamwoorden in des Tweeden Kamers.
Het ging er hier eerder over, toen een hoge ambtenaar in een blauw uniform in Buitenhof iets niet des polities noemde. Ik merkte daarin op dat het in de kranten bij uitstek taal uit de sportjournalistieke hoek geworden leek te zijn, vandaar de titel Die bravoure is eigenlijk niet des SV Spakenburgs boven dat stukje.
Vrij geregeld hoor je iemand spreken van zonder aanziens des persoons – ik heb het niet nagegaan, maar de Dienst Verslag en Redactie corrigeert dat in het algemeen stilzwijgends. Niet altijd, want in een herdenkingsrede voor Dick Dolman (onder meer Kamervoorzitter en actief geweest in het Genootschap Onze Taal) zei de voorzitter blijkens de Handelingen: “Dick Dolman stond boven de partijen en handelde zonder aanziens des persoons.”
Kort geleden was er een staatssecretaris in de Tweede Kamer aan het woord. Voorzitter, zei mevrouw Keijzer (en zij werd aansluitend de actueelste des-spreekster in dit kalenderjaar tot dusverre): “Mevrouw Leijten hield een betoog dat ik erken en herken als een echt SP-betoog. Zij vroeg mij of ik niet eens een visie zou moeten vormen op juist de vraag die wegkomt achter deze discussie: zouden bepaalde taken niet weer des overheid moeten worden? Een zeer interessant debat, maar ik ben een demissionair staatssecretaris, dus het is niet aan mij.” Des overheid: dit gaat zo langzamerhand om des Keijzers baard, maar hoe treffend dat Mona hier niet van overheids sprak. Tja, het is ook een vrouwelijk woord!
En de stenograaf (m/v) die hier nauwkeurig handhaafde wat mevrouw Keijzer zei en dat niet stiekempjes rectificeerde? Chapeau! Ik pleit voor een extra periodiek des stenografen (m/v) aan wiens/wier werk dit stukje te danken is.
Aanvulling 14.09.2022: Zie over zonder aanziens des persoons inmiddels ook de aanvulling bij dit stukje.
