Mega, mooi, maar hoe zit het met super, zou de vraag van een lezer kunnen zijn.
Hoe ver gaan we terug voor een antwoord? Laten we globaal wat verder weerom kijken en eigentijds ietsjes preciezer. Waarschijnlijk lijkt me dat super– als voorvoegsel een product is dat we aan het Amerikaanse Engels te danken hebben. Daar bestaan woorden als Super Power, Super Market al (iets) langer, bij ons komen ze na de Tweede Wereldoorlog op als supermacht en supermarkt. Een supermacht is een mogendheid die door zijn grootte hoog in de rangorde staat, boven de meeste andere en dus machtiger. Super betekende dat in het Latijn ook letterlijk ‘boven’. Bij de supermarkt moeten we al met een iets figuurlijker blik kijken, hier is het vooral de oppervlakte, de breedte van het aanbod e.d.
In het verlengde van dit soort voorbeelden ontstond in de jaren ‘50, ‘60 en ‘70 van de vorige eeuw een voorvoegsel super– dat gehecht kon worden aan zelfstandig naamwoorden en dan was de betekenis ‘groot in zijn soort’. Na 1945 ontstond er begrijpelijkerwijs een hoogconjunctuur, ja een superhoogconjunctuur. Er werden superwinsten gemaakt, de Minister van Financiën kon met het parlement debatteren over plannen voor een superweeldetarief. Een rij-instructuur moest een rijbewijs bezitten dat boven de normale diploma’s op dat gebied te plaatsen was, een superrijbewijs. Dat Amerikaanse voorvoegsel kreeg ook in andere talen ingang, de Fransen ontwikkelden in deze jaren een snelle kweekreactor in de vorm van de Super Phénix.
Dat gebruik van super– bleef gangbaar (we kregen later in de 20ste eeuw supersnelrecht en niet lang voor 2000 een super-p.g. in de persoon van Arthur Docters van Leeuwen) maar het voorvoegsel begon zich ook te hechten aan bijvoeglijke naamwoorden: in 2000 kan in de Tweede Kamer iemand superonduidelijk genoemd worden, een minister superbehoedzaam, iets supermodern in hetzelfde jaar. Dan is duidelijk dat super ook met een bijvoeglijk naamwoord combineerbaar is geworden of als bijwoord.
Daarna duurt het niet lang meer (sterker, de volgende citaten stammen uit hetzelfde kalenderjaar 2000 en 2001), of super staat al voldoende sterk om zichzelf te redden:
(Hella Voûte-Droste, VVD) “Kortom, om in Arenatermen te spreken: als je moet schieten, schiet de heer Hindriks op het verkeerde moment op het verkeerde doel. Ik vind dat niet echt super.”
(Ineke van Gent, GroenLinks) “Boeren die bewijzen dat het wel degelijk milieuvriendelijker kan, worden niet echt super gestimuleerd, zo constateren wij.”
(Olga Scheltema, D66) “Verwerd de Europese top tot een super circusnummer, zoals het Dagblad Trouw onlangs kopte?”
Het is geen toeval – maar daarmee nog niet verklaard – dat het drie spreeksters zijn van wie de eerste voorbeelden van losgezongen gevallen van super gevonden zijn. Hetzelfde deed zich (min of meer) voor toen in een volgend stadium van super een uitroep gemaakt werd: Super! is of was aanvankelijk vooral een kreet van vrouwen.
Hoe kijken we in het kalenderjaar 2021 naar super- en super in de Handelingen? Er kan vandaag nog iets bijkomen maar dat zal aan het beeld niet veel veranderen, zo is aan te nemen. We zien dit jaar voorbeelden van
• super+zelfstandig naamwoord
overwegende dat de inzet van supersnelrecht, net als bij de avondklokrellen, een rol kan spelen in het versneld afhandelen van de asielaanvragen (motie-Bisschop SGP)
We mogen wel naar de supermarkt en de drogisterij (Den Haan, Den Haan)
• super+bijvoeglijk naamwoord
daaraan gekoppeld heb ik een, denk ik superbelangrijke, staatsrechtelijke vraag (Baudet, FvD)
dit is superexplosief (Marijnissen, SP)
iets dat staatsrechtelijk gezien echt superfundamenteel is (Baudet, FvD)
Dat is een superlang antwoord, maar nog geen begin van het antwoord op mijn vraag. (Ouwehand, PvdD)
• super als bijwoord (min of meer, dat ik liever los zou schrijven zoals sommige stenografen dat doen)
En er zijn niet superveel potjes waar een gemeente het uit kan halen. (Westerveld, GroenLinks)
De situatie is echt super schrijnend. (Stoffer, SGP)
De surplusrichtlijn bij de huisartsen is super simpel (minister De Jonge, VWS)
• super! als uitroep
Dat is super. (Aukje de Vries, VVD)
Super. Dan de motie op stuk nr. 21. (Rutte, minister-president)
Duidelijker staat het in de Handelingen van de vorige periode genoteerd, vooral uit de mond van Madeleine van Toorenburg, inmiddels Gedeputeerde in Limburg:
Super! Dank u wel. (Van Toorenburg, CDA)
O, zij gaat meteen antwoorden. Helemaal super! Gaat uw gang. (Van Toorenburg als voorzitter)
Dank u wel, voorzitter. Zou het spreekgestoelte een heel klein beetje naar beneden mogen? Ja, super. Dank u wel. (Van Toorenburg, CDA)
Aanvulling 09.07.2021: Voor de volledigheid het gebruik van super(-) nagegaan in de ongecorrigeerde Handelingen van gisteren, de laatste voor het reces en voorlopig aan het Binnenhof.
Dit is de oogst: superintensieve zorg (Attje Kuiken, PvdA), “overwegende dat zelfredzaamheid in het water van kinderen met een beperking superbelangrijk is” (in een motie van Lisa Westerveld, GroenLinks); het woord supermarkten werd diverse malen (in relatie tot boeren) gebruikt door de sprekers van CDA en BBB; talig interessanter is wat Ockje Tellegen (voorzitster) zei: “Mijn collega Bosma heeft dat vanochtend al gehanteerd, en het loopt super.”
