Wat nijdasserig oogde staatssecretaris Broekers-Knol (JenV) in het Afghanistan-debat van 15 september, toen ze – maar ach, laten we gewoon de ongecorrigeerde Handelingen even raadplegen:
“Staatssecretaris Broekers-Knol:
Dan wil ik nu overgaan tot de beantwoording van de vragen van uw Kamer en ik beantwoord niet in blokjes.
De voorzitter:
Dat is op zich jammer. Ik heb gestreden voor uw blokjes.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Nou ja, ik kan u erbij zeggen — dat is misschien uit een verleden van mij — dat ik mij altijd bijzonder druk heb gemaakt over vergaderingen waarin werd gezegd: ik praat in blokjes. Ik praat niet in blokjes.”

Jammer, het ging niet verder over blokjes, een onderwerp dat hier enkele malen aan de orde kwam, bijvoorbeeld onder de titel Een blokje chocola. Mevrouw Broekers-Knol had daar allicht zinvolle dingen over kunnen zeggen als oud-voorzitter van de Senaat. Eerder in het debat had minister Kaag (BuZa) zich volledig verslikt in de blokjes die ze vooraf aan de voorzitter had gegeven.* Die deelde deze blokjes aan het begin aan de Kamer mee. Maar toen mevrouw Kaag wel erg lang bleef staan antwoorden (een uur of drie) bleek de regisseursrol van Vera Bergkamp op deze manier toen ze de eerstvolgende interrumpanten aankondigde: “De heer Van Dijk van de SP, dan de heer Van Wijngaarden en dan de heer Ceder. Daarna wil ik het blok Buitenlandse Zaken beëindigen, kort schorsen en de minister van Defensie het woord geven. Maar eerst de heer Jasper van Dijk.”
Deze vroeg daarop zeer attent en spottend tegelijk: “Had u overigens ook al een eindtijd in gedachten, voorzitter?”

Nog niet eens zo lang geleden structureerden sprekers het begin van een onderwerp door een aankondiging te doen op deze, toch wat formelige manier :
• “Dan kom ik te spreken over de motie-Agema op stuk nr. 588.” (Staatssecretaris Van Rijn, 2017)
• “Dan kom ik te spreken over de motie-Van Veldhoven op stuk nr. 655.” (Staatssecretaris Van Dam, 2017)
• “Dan kom ik te spreken over jongeren, onderwijs en werkgelegenheid.” (Minister Kaag, 2019)
Veel horen we deze vergadertaal niet meer, maar in de plenaire zaal is het incidenteel te horen, van minister Schouten (2x), Rutte (koploper met 5x maar ook vaak sprekend in het parlement aanwezig), Keijzer, Van Engelshoven en Grapperhaus. Ook Ingrid Michon-Derkzen (VVD) gebruikte het eenmaal, nieuw Kamerlid of niet.
Maarten Schakel schrijft in De laatste der mannenbroeders: “Op het kort geding kom ik nader te schrijven.” (118) Van Dale omschrijft komen te als “ter aanduiding van het toevallige of het beschikt zijn van een gebeurtenis” zoals in komen te overlijden, – maar denk ook aan het uitdrukken van een voornemen, van een spreker, van een schrijver.
En over blokjes: zijn die nu uit? In het Corona-debat een dag later (onderbroken voor de stemmingen over Afghanistan-moties, waarna minister Kaag haar ontslag aankondigde toen de motie van afkeuring tegen het kabinet van Kati Piri (PvdA) aangenomen was** verwezen de voorzitster en minister De Jonge ernaar:
“De voorzitter: Dank u wel. Dan gaan we het nu hebben over de toegangsbewijzen. We noemden dat vroeger een “blokje”, maar volgens mij mag dat niet meer.”
“Minister De Jonge: Ik mag het geen blokje meer noemen, maar toch is dit het laatste blokje, voorzitter.”
* Premier Rutte gebruikt ook blokjes in structurerende zin, maar hij bereidt zich bij moeilijke debatten als de dividendbelasting of de kinderopvangtoeslag ook op een andere manier in blokjes voor: een soort vierkant rondje waarin zijn antwoorden woordelijk mogen variëren maar inhoudelijk komt hij telkens op hetzelfde punt terug. Denk bij dat gebruik van Rutte aan een blokje om: hij neemt je even mee maar na dat ommetje is het vertrekpunt snel bereikt.
** Het was een motie waarin het kabinetsbeleid werd afgekeurd. In die gevallen is het logisch om te denken aan wat premier Rutte zo vaak heeft gezegd: als er dingen fout gaan, dan moet u bij míj zijn. Nog op de persconferentie van 29 januari 2021 zei hij op vragen van Lamyae Aharouay (NRC): “Wij hebben geen presidentieel stelsel, dus staatsrechtelijk ben ik niet eindverantwoordelijk. Maar het voelt wel zo.”