Een belangrijk deel van Jongeling ten voeten uit om niet te zeggen het pièce de résistance, bestaat uit een samenvatting van een lang verslag dat hij schreef, kort na zijn vrijlating uit het kamp Sachsenhausen in 1945.
Jongeling was vanaf eind jaren ‘30 werkzaam als buitenlandredacteur bij de Nieuwe Provinciale Groninger Courant in Groningen en daarmee even vanzelfsprekend Gereformeerd als politiek gezien Anti-Revolutionair.*) “Hij was actief lid van de ‘echte’ ARP (“dit ben ik nu nog, daarom ben ik ook lid van het GPV!”)” schrijft Valkenburg in dat boekje in 1971. Het uitroepteken en het vasthouden aan de term ARP, zoals ook aan de aanduiding Gereformeerd terwijl vanaf 1944 een specifieke afscheiding bedoeld was die bekend staat als de Vrijmaking, dat alles illustreert veel.

In het kader van verzetswerk in de sfeer van de AR werd Piet Jongeling in 1942 opgepakt en na ondervraging in het Scholtenhuis aan de Grote Markt in Groningen als politiek gevangene naar KZ Sachsenhausen bij Oranienburg in de nabijheid van Berlijn vervoerd.

Hij weet zich in het concentratiekamp te handhaven (zelf zou hij direct opmerken dat “slechts Gods almachtige hand ons heeft gered”) en moet in het voorjaar van 1945 samen met de tienduizenden nog levende andere gevangenen bij het naderen van de Russen op mars naar de vrijheid, die hij uiteindelijk bij Schwerin bereikt. Daarna komt hij fietsend in Bremen aan en na een tocht naar de grens bij Enschede arriveert hij met Pinksteren in Groningen – diezelfde middag van de 20ste mei 1945 zit hij met zijn vrouw in de kerk. Het betreft inmiddels een dienst in de Vrijgemaakte kerk.
Tijdens de oorlog stuurde Jongelings vrouw brieven (soms met nieuwtjes verborgen in code) en pakjes waaromheen ze papier van kranten drapeerde, Klazina Jongeling-Heerema was coupeuse. Daardoor kon Jongeling in het concentratiekamp de religieuze strijd in zijn kerk min of meer op de voet volgen.
Piet Jongeling heeft KZ Sachsenhausen overleefd. Van 1945 naar 2019 is een grote stap. Als ik op zoek ben via Google en zo via Streetview naar de Jan van der Heijdenstraat 13 in Amersfoort (nummer 13 is vindbaar na uitvergroting van de voordeur maar Streetview noemt als nummer 14, zie de vorige aflevering), blijkt het huis zelf in het nieuws gekomen: op de stoep is een Stolperstein aangebracht. Hier woonde Florentius Jacobus Abraham Calkoen die in mei 1942 vermoord is. De volgende informatie stamt van de website WO2slachtoffers:
[Jhr. Florentius Jacobus Abraham Calkoen] “Woonde in Amersfoort, Jan van der Heijdenstraat 13. (….) Huwde op 9 juni 1920 in Groningen met Catharina Johanna Iskjen Doornbos (7 maart 1895 Groningen – 9 december 1970 Amersfoort). Beroepsmilitair: tweede luitenant (1904), eerste luitenant (1909), kapitein (1918). In Amersfoort kwam hij bij het 16e Regiment Infanterie. Hij werd commandant van de tirailleurcompagnie en later hoofd van het Mobilisatiebureau van het 21e Regiment Infanterie. Jonkheer Calkoen bekleedde ook functies op niet-militair terrein. Hij zat in het plaatselijk comité van uitvoering van de Nationale Reclasseringsdag en was voorzitter van het Amersfoortse werkcomité van de ‘Nationale Vereeniging tot bevordering van Harmonische Lichaamsontwikkeling’. Eerder fungeerde hij als penningmeester van de Vereniging van Scoutswerk in Wageningen. Lid verzet behorend tot de Ordedienst (groep Westerveld). Eind september 1941 is hij gearresteerd. De Sicherheitsdienst rolde door verraad een groot deel van de Amersfoortse OD op. De OD in Amersfoort, half augustus 1940 van start gegaan, vergaderde in de commandopost van de Luchtbescherming onder de Onze Lieve Vrouwe toren. (….) Calkoen heeft tot maart 1942 in het ‘Oranjehotel’ gezeten. In Amersfoort werd hij (….) veroordeeld, en via Utrecht kwam hij in Sachsenhausen terecht. Daar is hij met zeventig lotgenoten van de OD en de groep Mekel geëxecuteerd.” De groep-Mekel is de Delftse verzetsgroep rond de uit Bedum afkomstige hoogleraar Jan Mekel die op dezelfde datum als Calkoen in Sachsenhausen is omgebracht. Calkoen woonde dus in het huis waar Piet Jongeling later in trok. De laatste werd overlevende van juist datzelfde KZ Sachsenhausen. Wat een coïncidentie.

Terug in Groningen meldt Jongeling zich in 1945 bij zijn werkgever Jan Haan en krijgt de promotie naar een hoofdredacteurschap aangeboden en een maand vrijaf om bij te komen. Hij gebruikt die tijd onder meer om journalistiek en verrassend gedetailleerd terug te kijken op Sachsenhausen en vooral op de Wedloop met de dood, de dodenmars uit het kamp. Typerend voor Valkenburg is hierover deze informatie na de vermelding dat Jongeling dat verslag schreef: “Een jaar of vijf later publiceerde hij dit verslag nogmaals in een krant.” De Nieuwe Provinciale blijft ongenoemd – Jongeling was er al na een twee jaar hoofdredacteurschap met een conflict om het geloof vertrokken.
Jongeling is de journalist-zendeling die zegt dat hij het schreef om twee kanten van de Heer te laten zien, namelijk hoe zwaar het lijden was “en hoe Hij toch in Zijn toorn des ontfermens aan ons gedacht heeft”. (p. 32) Des ontfermens. Als hier geen weerklank van de dominee, de Statenvertaling of van de Heidelberger Catechismus in te horen is, waarvan dan wel?
Minder retorisch: Waar en wanneer verscheen de uitgebreide tekst met de vaak gebruikte titel Wedloop met de dood? (Wordt vervolgd.)
*) Ik attendeer de lezer graag op een serietje van drie artikelen in dit blog die draaien om dialectwerk in Noord-Groningen door dezelfde Jakob/Jaap Klatter in de jaren voorafgaand aan zijn werkzaamheden voor de Nieuwe Provinciale. In die laatste rol was Klatter (1905-1989) de voorganger van Jongeling. In Klatter geïnteresseerden, o.a. wegens zijn bezigheden in de sfeer van het Gronings, wijs ik op het Historisch Documentatiecentrum van de VU met waarschijnlijk onbekend materiaal.