Wat was de houding van de CDA-leider na de laatste verkiezingen voor de Tweede Kamer? De teleurstellende uitslag maakte dat we eerst hoorden dat Hoekstra niet een preformatie met Rutte ingerommeld wilde worden. In mijn herinnering is de volgende positie juist dat hij voor zich geen plaats in de Kamer maar in het kabinet zag, vaste partner van Rutte. Tot zover een korte samenvatting van de inhoudelijke kant. Nu de verpakking, het spreken van de vice-premier.
Zoals hier al eens eerder opgemerkt, aan zijn s-klanken aan het eind van een woord of lettergreep geeft Wopke altijd een beetje rente mee in de vorm van iets j-achtigs. Daardoor gaat was in de richting van wasj, oost klinkt als iets wat klinkt als oosjt. Hoekstra kan helder formuleren en ook beknopte zinnen spreken. Tegelijkertijd heeft hij altijd iets studentikoos, ook al houdt hij zijn oogopslag neutraal. Daar past zijn internationale oriëntatie bij (Buitenlandse Zaken!), naast een overdaad aan Engels ook weleens een hapje Duits. Zie daarvoor de vorige bijdrage.
Die aflevering eindigde met een opdracht, in feite een taak die ik me zelf gesteld had en die betrekking heeft op de inhoud van een paar Nederlandse zinnen van de minister. Als hij een uiting begint met “Ik wil één ding voor nu en alle eeuwigheid met de Kamer oplossen”, dan moeten de Kamerleden-toehoorders wel zeer nieuwsgierig worden naar wat er nú zal volgen op zo’n uiterst sterk aangezette opening. Maar vervolgens worden de afgevaardigden getrakteerd op een basaal lesje constitutioneel recht dat ze allang moeten kennen – ze zijn er ingetuind, neem ik maar even aan. Een omhaal van woorden maar die les luidde in alle kortheid: het kabinet spreekt met één mond. Surprise. Humor.
Ik denk dat minister Hoekstra de Kamer en daarmee ons allemaal net zo apart bedient in de laatste twee uitingen van hem die in de vorige aflevering genoemd stonden:
• (Een bepaald antwoord) heb ik in een apart mapje, in het vierde blok. Maar ik wil het met alle liefde nu uitventen.
• Ik ken de Kamer ook als zodanig dat de Kamerfracties daar dan wat van zullen vinden.
Dat werkwoord uitventen wekt een bepaalde impressie. Het doet denken aan een verkoper die met zijn waar langs de deuren gaat of staat op de markt. Het is een vorm van zelfspot, wanneer het roepen op straat of achter een kraam betrekking heeft op het ministerieel beantwoorden van vragen uit het Hoge College dat de Tweede Kamer is. Maar daarmee is er niet alleen zelfspot in het geding (in de sfeer van ‘Ach, weet u, ik zeg maar boerenkool boerenkool boerenkool’) maar met zijn uitventen haalt Hoekstra tegelijkertijd het gezag van de Kamer onderuit.*)

Dat doet hij des te helderder in het volgende citaat, hoe neutraal wellicht ook geformuleerd: “Ik ken de Kamer ook als zodanig dat de Kamerfracties daar dan wat van zullen vinden.” Is het na die ministeriële zelfspot (blablabla) nog mogelijk om op de gedachte te komen dat altijd wel ergens iets van vindende Kamerfracties in feite óok een vorm van spot, ja van dedain is? Dat is het, vind ik. ‘Ik, excellentie, geef blijk van zelfspot en in één moeite door neem ik het hele Parlement op de korrel, want zo ken ik u, altijd zeuren jullie: u zegt traditiegetrouw net als ik ook boerenkool boerenkool boerenkool.’ Wij samen zijn figuranten hier op dit toneel? Het ging over…. Oekraïne, mind you.
Om zoiets voor nu en alle eeuwigheid op te lossen had de voorzitster minister Hoekstra het woord moeten ontnemen en anders zijn microfoon maar dicht. Zo! Outstayed our welcome. Wat Hoekstra in alle vriendelijkheid deed was spotten, een loopje nemen met de instantie die hem controleert. Een geval van wat in Angelsaksische culturen bekend staat als contempt of Parliament.
*) Aanvulling 08.04.2022: Spottend is mijn impressie van het gebruik van hetzelfde werkwoord door premier Rutte op zijn wekelijkse persconferentie van 08.04.2022. Hij zegt daar (n.a.v. het bijzondere mondkapjesdebat van de dag ervoor waarbij minister De Jonge van Woningbouw e.d. daden van hemzelf als minister van VWS verdedigde) dat optreden bijzonder te vinden “om alle redenen die oververhitte staatsrechtgeleerden ook hebben uitgevent in verschillende programma’s.” De gekleurde inhoud van het werkwoord blijkt uit het aan de staatsrechtgeleerden toegevoegde adjectief oververhit. In dezelfde persconferentie zei de minister-president weer enkele malen een debat in de Kamer niet te willen recenseren – optredens van specialisten in het staatsrecht kennelijk wél.