Tom Jan Meeus schreef op zaterdag 25 juni in de NRC iets over de stikstofcrisis wat Ton Planken nimmer zó uit zijn typmachine zou hebben laten komen: “Dit drama heeft mensen nodig die hun keuzes uitleggen, niet voor een heksenjacht of politiek gewin, maar als verklaring voor boeren, als markering van een nieuw begin. Om mythes te ontkrachten en een gezicht aan een ongemakkelijk verleden te geven.” Waarom schreef Planken zoiets niet? Het antwoord volgt aan het eind van deze bijdrage.
Hoe anders is de rol van het Engels in 1980 in vergelijking met het Binnenhofs van nu, het is bijna afwézig in dat boek van Ton Planken – Mark Rutte moet zich daar zeer over verbazen als hij het zou doorbladeren. We zien een paar termen die dan waarschijnlijk tot het modernere journalistieke taalgebruik horen, zoals op blz. 155 “de covering – het bezien – van het besluitvormingsproces”.
Op p. 21 kwamen we lieden tegen “die aan de handles trekken” en dat klinkt momenteel toch ook enigszins gedateerd: interessant dus.
Dat geldt niet minder voor het woord event, en enkele keren non-event. In de tijd van Ton Planken is het een de-woord, in Van Dale staat het momenteel alleen als het-woord vermeld. Het lijkt daarom waarschijnlijk dat we een woord uit het Engels hebben geïmporteerd inclusief de betekenis maar na een poosje mooi wél het lidwoord aan onszelf aanpasten. Dat zou in dit geval kunnen onder invloed van het dubbelop vergelijkbare het evenement.
Op blz. 189 heeft Planken het over stroopseries – ik neem aan een niet verder in het Nederlands succesvol geworden grapje voor soapseries.
Nederlands van een kwart-eeuw terug is wellicht ook taal als het volgende: de besliskoker (p.27), het vrijzwemmen door een politiek leider (31), iets gunstiger opschilderen (33), het buitenomgaan (41), iets door de keel wringen (50). Is achter de feiten aan huppelen (op blz. 53) in onze tijd gewijzigd in hobbelen dat wat minder vrolijk-speels en misschien zelfs wat oncharmanter klinkt?
Die taal van Planken herinner ik me niet uit Den Haag Vandaag op tv, maar moord-en-brandverslaggeverij (56) en enkele malen het gebruik van verfluttering (= verslonzing, het staat in Van Dale) (60) hoort meer bij het Planken-gevoel, net als neuzelarij (127) en gemonkel (151).
Maar helemaal horen we Ton Planken, vooral als hij iets kritisch-spottend afrondt:
• Wat u zegt. (129)
• Ja, je zuster. (161)
• Inpakken en wegwezen dus. (202)
Dat laatste was een uitsmijter van Farce Majeure, het komisch-kritische programma dat in 1980 nog via de NCRV te zien was. Zou de titel van dat programma ooit uitgelegd zijn? Het klinkt rechtenstudentikoos en daarmee wat elitair.

Andere tijd, andere taal, zeker als we op details letten. Ton Planken schrijft geregeld over keuzen, nooit gebruikt hij keuzes. (Zie een stukje daarover in dit blog.) Fasen, typen, zijden, nooit een s-meervoud zoals nu, zie dat citaat van Tom Jan Meeus met meer spreektalig keuzes en mythes.