Wat was ook alweer een gotspe? In plaats van een omschrijving ‘onbeschaamde brutaliteit’ is me een praktisch voorbeeld, eigenlijk een anekdote, meer bijgebleven: iemand vermoordt zijn ouders als minderjarige en dient dan een aanvraag in bij het wezenfonds. Inderdaad, dat is meer dan van een onbeschaamde brutaliteit.
Toen het NAM over de schoenen liep zóveel schade als hun gaswinning in Groningen had veroorzaakt en het aantal meldingen in de duizenden liep, toen werd er een uitvoeringsorganisatie opgericht die dat moest coördineren, het PSB. PSB is een tijdelijke afkorting geweest voor Project Service Bureau. Inderdaad, dat is een minder wervende betiteling, nietszeggend eigenlijk. Een betere dan? Wat er in de markt gezet werd, heette niet PSB maar CVW. Centrum Veilig Wonen. Treffend voorbeeld van een gotspe: veilig wonen onder leiding van een organisatie die juist duizenden en duizenden huizen beschadigd en onveilig gemaakt had.

In de vierde verhoorweek van de PEGAS, de Parlementaire Enquête Aardgaswinning, kwam Jan Emmo Hut aan het woord. Hij was aannemer, werd Directeur Bouwkundig Versterken op het Centrum Veilig Wonen (2015-2018). Lijkt me een aardige man, straight in zijn beantwoording, een techneut noemde hij zichzelf meer dan eens en inderdaad, hij wist raad met allerlei afkortingen en batches tot aan woorden als uitkragingen. Man met een voorliefde voor eufemismen. Wisten ze waar ze het allereerst moesten beginnen? Nu ja, “er zat enige spanning in de prioriteit”. Ervaringsdeskundige geworden in “het organiseren van discontinuïteit”. Prachtig.
Kennelijk geregeld met contacten in de politiek-ambtelijke sfeer met gevolgen voor zijn taal, te horen aan het feit dat iets “best wel een heel belangrijke” was of “een hele logische”. Ging met mensen “in gesprek van hé hoe willen wij het hebben” of zei “van hé zou je niet”. Ik schreef allerlei dingen op en noteerde eenmaal passend het citaat “van oeh dat is wel heul veul”.
Zei vaak “in de volle breedte” of “in basis” en “even heel plat” of “heel plat geslagen” om iets niet te vergeten of tot z’n essentie terug te brengen waarschijnlijk.
Bijzonder was de frequentie van het gebruik van het woordgroepje op moment dat in de betekenis ‘als’:
• op moment dat de bedreiging afneemt
• op moment dat je besluit
• op moment dat dat begint te knijpen.
Meneer Hut moet wel een Groninger zijn, maar waar in de provincie heeft hij leren spreken? Via Google kwam ik alleen bij Schoolbank en zo in het uiterste puntje van Zuid/Oostelijk Groningen terecht, maar Huts taal léék niet op de taal van Terapel (ik heb de dialectatlas er op nageslagen). Huts Nederlands met z’n fele Friesige stemloze medeklinkers bijvoorbeeld aan het begin fan woorden lijkt op dat van Albert Rodenboog, voorheen burgemeester van Loppersum, opgegroeid in Leek, in het Gronings op ‘e Leek. Dat zei Hut ook een keer, “op ‘e duur” en eenmaal “tot op ‘e dag fan fandaag”. Dat hoorde ik pas bij de tweede beluistering. Veel sprekender was de vele malen dat hij “neitjes” zei (een logisch fonetische aanpassing van netjes, zo zeg je ook heel makkelijk “haindje” en “hoindje” als het een handje of een hondje betreft) en frappant in het ABN: uuteindelijk. Vele, véle malen zo uitgesproken – maar dat zal niet eenmaal in het stenogram vindbaar zijn, wed ik.