Het gebruik in de Tweede Kamer van het woordje AMEN en dan het zomerreces

Dit is het laatste stukje in dit blog dat verschijnt voor het zomerreces van 2023 ingaat.
Bij het debat over het niet tot stand gekomen Landbouwakkoord (29.06.2023) zei de invallende woordvoerster Eline Vedder van het CDA eenmaal “God zij dank mag ik natuurlijk niet zeggen als CDA’er” om het even later tóch te gebruiken maar dan voorzien van een excuus. Ze probeerde daarna een netjes woord te verzinnen als Christen-Democratisch alternatief en plaatste dusdoende het (wat ik voel als een) bijwoord netjes op de positie van een bijvoeglijk naamwoord.
Aan de teksten van CDA, CU en SGP hoor je dat dit vooral de partijen van Het Woord zijn en dus met eigen taaltinten. In datzelfde debat zei Roelof Bisschop: “Er zijn meerdere wegen die naar Rome leiden om in mijn stijl te blijven” (Rome, hier spreekt een SGP’er) en Pieter Grinwis verwees naar Job uit het Oude Testament.

De laatste tijd is het in vak-K de minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening die meer dan incidenteel amen gebruikt, en wel om aan te geven dat hij het oordeel over een motie overlaat aan de Kamer. Hij vroeg zich een poosje geleden in 2022 een keertje af of dat wel passend was vanuit zijn kabinetspositie (nee natuurlijk, laat Kerk en Staat gescheiden), maar degene die in de voorzittersstoel zat vond het geen probleem. Sindsdien zien we dit in de Handelingen (alleen even beperkt tot het lopende kalenderjaar 2023):

  • Eerder is er ook de motie-Grinwis geweest, die ik het oordeel amen heb gegeven; dat is een niet-bestaand oordeel, maar dat zei ik uit enthousiasme over de inhoud van de motie.
  • dit is alweer een motie … Ik zou bijna willen zeggen: amen.
    De voorzitter: Dus oordeel Kamer.
    Minister De Jonge: Oordeel Kamer, maar “amen” vind ik mooier.

Minister De Jonge is een domineeszoon en CDA-lid bovendien, zó iemand mag zo’n Hebreeuwse uiting van instemming misschien uitspreken – bij anderen ligt dat gevoeliger. Mogen niet-gelovigen dit instemmende amen wel uitspreken? Of moeten die dat liever wat stiekempjes doen? Toen minister Wiersma de Koning en het land nog gewichtige diensten bewees, nam hij in een debat een keertje afstand van Roelof Bisschop – waarschijnlijk ging het over de houding tegenover homo’s op een Gorkumse school. Wiersma: “Misschien vindt de heer Bisschop dat dit nog kan, maar ik vind niet dat dit kan. Ik vind dat we dan ook met elkaar daarvoor moeten staan. Dat zijn de vrijheden waarvoor we in Nederland staan, dus ook op school.” Toen zei Paul van Meenen (D66) kort tussendoor – hij vertrok ook bijna als Kamerlid maar om een andere reden dan Wiersma -: “Amen, zou ik haast zeggen.”
Haast. Bepaalde woorden lijken in de Tweede Kamer voorbehouden aan bepaalde partijen. Voor hen volgt hierna een fotootje uit een beroemd Hebreeuws woordenboek van het Oude Testament, een prent waarop uitgelegd wordt wat amen betekent, hoe je het uitspreekt (“ameen”) en waar het in het Oude Testament vindbaar is:

Uit Koehler-Baumgartner

Dit is het laatste stukje in dit blog dat verschijnt voor vanavond of vannacht het zomerreces van 2023 ingaat, al dan niet voor terugkomdagen onderbroken. Gaat dit blog ook met reces? Dat is niet de bedoeling. Als ik inspiratie heb – het is maandag aangekondigd – gaat het hier deze zomer een poosje over talige aspecten van Simon Carmiggelt. Gebruikte híj als niet-gelovige weleens dat woord amen? Het Parool, destijds vooral de linkerhoek van het politieke spectrum betreffend waarin de PvdA de eerste viool speelde (Den Uyl dook bijvoorbeeld nu en dan op in de Kronkel-cursiefjes) en dus? Inderdaad, Carmiggelt bediende zich – voorzover ik kon nagaan – niet of nauwelijks van amen. Toch kwam het woordje geregeld in de columns voor, maar dan door toedoen van lezers. Die werden soms opgeroepen om olijke tekstjes uit de kindermond in te zenden. De leukste werden dan tegen beloning gepubliceerd, allicht redactioneel door de meester zelf bijgevijld. Zo wil een jongetje in 1957 thuis toepassen wat hij net elders heeft opgestoken. Hij is voor het eerst op de zondagsschool geweest en dan gaat de bijdrage als volgt verder:
„Heer, zegen deze spijzen. Dame”. „Amen”, verbeter ik. „Nee”, zegt hij vastberaden. „Ik weet het nog héél goed: het begon met een heer en het eindigde met een dame”.

In 1958 (Oogst, 12.08. van dat jaar) instrueert een moeder haar zoontje over het bidden voor het eten bij een vriendje in een RK-huis: “Als ze er nou mee beginnen, dan doe je gewoon je ogen dicht en je handen tegen elkaar en je blijft stil zitten.” Begrepen – maar als hij daar dan aan tafel zit, zoekt hij nog wel even hulp van de gastvrouw: “Mevrouw, roept U even “stop” als ’t amen is, anders blijf ik aldoor met mijn ogen dicht zitten.”
Frappant vervolg: een kleine twintig jaar later wordt dezelfde grap door een ander in iets aangepaste context ingestuurd én door Kronkel voor plaatsing geaccepteerd: 03.11.1979 in de kleine bloemlezingvan die dag onder de titel Door u.

Carmiggelt – nieuwe stukjes over hem, zo nu en dan op deze plek van de digitale wereld.

Over Siemon

Siemon Reker (1950, Uithuizen) was hoogleraar Groninger taal en cultuur aan de Rijksuniversiteit Groningen tot aan zijn emeritaat in 2016. Eerder was hij onder meer streektaalfunctionaris van de Provincie Groningen en actief in de journalistiek (Nieuwsblad van het Noorden, Radio Noord). Publicaties staan onder het kopje C.V.
Dit bericht is geplaatst in Uncategorized. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.