Wie weet zoiets zonder assistentie van elders? Maar met toegang tot kranten via LexisNexis zie je bijkans in één oogopslag dat er juist in de sportjournalistiek gesméten wordt met het bijwoordje knap.
• “Om na zo’n week tegen een kampioenskandidaat een punt te pakken: dat is echt heel knap. Iedereen is trots op elkaar en dat gevoel moeten we meenemen”. De Stem 04.09.2023
• “Normaal gesproken hadden we hem teruggepakt, maar hij hield knap stand.” De Gelderlander 04.09.2023
• “Maar met vier spelers onder de 19 jaar in de ploeg, hebben we het knap gedaan.” De Gelderlander 11.09.2023
Twee voetballers scoren elk een doelpunt voor Dalen dat in eigen huis wint van Valthermond. Tweemaal noemt het Dagblad van het Noorden van 4 september 2023 dat knap. Een hockeyploeg die knap de nacompetitie haalde, knap voorbereidend werk van wielrenner Wout van Aert – het is een fractie van het gebruik van knap in kranten van de afgelopen tijd, allemaal sportverslaggeving. Het is zodanig frequent dat we weten: in de sportwereld is knap minder fantastisch dan in de sector cultuur.
In de Tweede Kamer merken we eerder incidenteel het toch wat rare maar juist zeer frequente gebruik van knap als bijwoordje vóór een bijvoeglijk naamwoord. Vergelijk het FD onlangs: “De lucht boven Big Bazar is door het vonnis ‘behoorlijk donker geworden’, zegt Oscar van Oorschot, de advocaat van het bedrijf. ‘Er liggen dertien of veertien verzoeken om Big Bazar failliet te verklaren. Als het er één, twee of drie zijn, dan kun je proberen een regeling te treffen. Dat is nu knap lastig.’”
Knap lastig: iets dat moeilijk oplosbaar is wordt van een versterkend woordje voorzien. Iets, wat dan zoal? Ga in een warme zomer onder de bomen zitten en streep al lezend aan in combinatie dat knap voorkomt zoals
knap aan de prijs, knap arrogant, knap asociaal, autoritair, bang, behoudend, bejaard, belachelijk, belazerd, benauwd, benauwend, beroerd, bezadigd, bezorgd, bezweet, boos, brutaal, bunzig, bureaucratisch, chagrijnig, conservatief, demotiverend, de pest in, depressief, deprimerend, diepgaand, diepzinnig, dom, donker, druk, duizelig, duur, eentonig, eenzaam, eerzuchtig, effectief, egocentrisch, ego-tripperig, eigenwijs, ellendig, emotioneel, eng, explosief, flauw, fris (‘koud’), frustrerend, gedateerd, gefrustreerd, geïmponeerd, geïrriteerd, gek van, genant, gepikeerd, geschrokken, gestresst, gevaarlijk, glad (Rubbermatten hebben de eigenschap dat ze knap glad kunnen worden van water, sneeuw en ijzel), griezelig, hardhorend, hectisch, hees, heet, hinderlijk, hoge kant (wat betekent dat de reele rente gewoon weer aan de knap hoge kant staat.), hoog (je ziet al met het blote oog dat de weerstand op de bindingen knap hoog wordt ingesteld), hopeloos, humeurig, hypocriet, in de war, ingewikkeld, inspannend, intolerant, irritant, jaloers, jong (sc. te -), kortzichtig, koud, krankzinnig, kukelig (Met een bril op naar je bril zoeken is al knap kukelig.), kwalijk, laag, laat, lafhartig, lang, langdradig, lastig, lelijk (!), lijzig, lomp, lullig, maf, melancholiek, melig, misselijk, moe, moedeloos, moeilijk, negatief, nerveus, nieuwsgierig, nijdig, onbehaaglijk, ondeugend, ondragelijk, onduidelijk, onfatsoenlijk, ongeduldig, ongeloofwaardig, ongelovig, ongelukkig, ongerust , onnozel, onoverzichtelijk, onrustig (niet: rustig), onveilig, onvoorspelbaar, onzeker, opgewonden, opstandig, opwindend (ritmische patronen, dus gewoon positief?), oubollig, oud, ouderwets, overbodig, overstuur, pissig, polariserend, prijzig, raadselachtig, riskant, ruig, rumoerig, saai, schijnheilig, sjagrijnig, slaapverwekkend, slecht, sleets, slordig, snel (In dat geval het gas te plotseling loslaten kan de achterkant knap snel doen uitbreken.), stom, stukje duurder, technisch, tegen (akoestisch de wind – tegen), treurig, trots, uitgestorven, vaag, vals (muziek), verbaasd, verborgen, verloederd, vermoeiend, vernederend, verontrustend, verontwaardigd, verrassend, verrot, versleten, vervelend, verward, verwarrend, verwend, verwilderd, verziekt, vitaal, vol, voorbarig, vroeg, waardeloos, wantrouwig, warm, warrig, winderig, zeeziek, zenuwachtig, ziek (ik word knap ziek van de situatie), zuur, zwaar (moeilijk). Wordt vervolgd. Wanneer? Dat weet je maar nooit maar eerst een toetje:
