Vanuit de Kamer werd bij het Vragenuur van 15 november bij Mark Rutte geïnformeerd, hoe dat eerste telefoontje met de dan nog President elect in de Trump Tower verlopen was. Het bracht de premier tot de volgende ontboezeming, de verkiezingen waren hoorbaar dichterbij aan het komen: “Ik zit nu twaalf jaar met veel genoegen in de politiek. Ik vind het heel eervol dat ik dit mag doen. Ik realiseer mij iedere dag, ieder uur en iedere minuut dat ik deze functie in de politiek mag vervullen — dat geldt ook voor mijn vorige functie — dankzij het Nederlandse volk, dat mij de kans heeft gegeven om minister-president te zijn en eerder fractievoorzitter van een oppositiepartij en staatssecretaris. Het is mijn taak — ik neem aan dat anderen in deze zaal dat ook zo voelen — om praktische oplossingen aan te dragen voor de zorgen van mensen en te knokken voor mensen die zich zorgen maken over hun pensioen, de gezondheidszorg, de internationale veiligheid of de toekomst van hun kinderen. Dat is mijn taak. Daar hoort bij dat je intensief in gesprek bent met mensen en dat je zelf als mens midden in de samenleving staat en niet iedere vuilniszak die je aan de straat zet beschouwt als een antropologische expeditie en niet iedere keer dat je op zaterdag naar de Albert Heijn of de Lidl gaat, denkt dat dat heel bijzonder is. Dat is namelijk heel normaal. Ik kan alleen voor mezelf spreken. De heer Roemer maakte een sweeping statement over de politiek en de partijen — ik neem aan dat hij zichzelf bedoelt — maar ik kan alleen zeggen hoe ik in de wedstrijd zit. Ik zit hier voor Nederland, voor de mensen die hier wonen, om voor hen te vechten, hun zorgen weg te nemen en met dit mooie land de volgende stap te zetten. Daarom wil ik door in deze baan en als lijsttrekker van mijn partij.”
Wie Pauw en Jinek gisteravond zag, moet zich hebben afgevraagd of dat “iedere minuut” wel zo letterlijk moet worden genomen van de kant van de minister-president. Een andere vraag is, of Nederland ook voor de aanwezige Groningers “dit mooie land” is – ze zullen zich ook op weg naar het Noorden hebben afgevraagd, hóe door Rutte de volgende stap gezet wordt in het aardgasdossier. Buma had het eerder op de avond bij Nieuwsuur eenvoudiger: bij het onderwerp-milieu verwees hij met een ruim gebaar naar het verdrag van Parijs en zag aan Groningen simpelweg voorbij. Het Noorden kwam bij hem langs in het kader van fierljeppe en kaatsen. Nee, dan had Rutte niet alleen de Groningers tegenover zich maar ook een slagvaardige Jan Marijnissen. En naast hem zat Marike Stellinga van de NRC die met lastige vragen aan de premier ontlokte dat het raar is dat minima vakántiegeld krijgen. Ze schoof haar stoel achteruit toen de Noordelijke aanval inzette, zodat haar buurman alle zicht had.

Marike Stellinga (NRC) en Mark Rutte (VVD) Pauw en Jinek 06.03.2017
Wil Rutte ook na Pauw en Jinek door in deze baan? Om de keuze voor dat woord is Mark Rutte geregeld geprezen, de hoogste gezagsdrager maar die spreekt mooi concreet-eenvoudig van baan en bijvoorbeeld niet van ambt of zoiets. Rutte is net 50 geworden, hij is geboren in 1967. Toen bestond dat begrip baan nog nauwelijks. In de 24ste editie van Koenens Handwoordenboek van 1956 moeten we dit baan nog zoeken onder het verkleinwoord baantje: “(…) 2. betrekking thans ook baan, gmz.” Het is rond 1960 dus nog gemeenzaam, wat familiair om te spreken van m’n baan.
Als ik het goed gezien heb, zijn in de Handelingen van de Tweede Kamer pas na WO II sporen van dat nieuwe gebruik vindbaar:
- … wel is te voorkomen, dat aan de velen, die in de resultaten van hun dagelijkschen arbeid telkens weer de gevolgen van een verkeerd gekozen “baan” terugvinden, niet telkens nog weer nieuwe heele of halve mislukkingen worden toegevoegd (1946)
- … hebben daar hun cultures geplant om geld te verdienen voor zich en hun gezin, ambtenaren om een baan te hebben, kolonialen om een handgeld te ontvangen, onderwijzers en leraren omdat het werk ginds meer attractie bood dan hier (1948)
- Ik misgun de jongelui van beteren huize niet de nette baan en het abele spel der diplomatie, maar het buitenlandse beleid is geen spel meer. (1949)
Baan is de serieuze variant van het oudere baantje ‘betrekking’, eerder ook wel postje genoemd: het gewone woord is dus historisch afgeleid van het verkleinwoord. Het is ’t omgekeerde van het begrip telefoontje waar Pechtold naar informeerde. Dat is een bijzonder verkleinwoord, dat een praktisch gebruik van het concrete voorwerp behelst. Ook nog niet zo oud: telefoontje is pas opgenomen in de 25ste uitgave van Koenen uit 1960 met als omschrijving “telefonisch gesprek”.
En “loopbaan” dan?
1. Het woordenboek zegt echt iets.
2. Ons ‘loopbaan’ is weliswaar “van-baan-tot-baan” maar dat is heel lang niet de gewone betekenis geweest: in de Kamer betekent het bv ondermeer ‘de tijd dat ik hier lid ben’.
Sr