Interessante informatie uit de praktijk levert Van Dale bij het trefwoord tal onder betekenis 4, een tal eieren: “104 (eigenlijk 100 + 4 voor mogelijke beschadiging)”. Die afronding naar boven was bij haringen 200 stuks (in een mand) en draden (100 tot 120 draden bijeen) niet nodig, want minder breekbare waar. De tweede betekenis van tal omschrijft Van Dale als volgt: “in ’t bijzonder grote hoeveelheid (‘tal’ wordt steeds verbonden met een meervoudsvorm)” met als praktijkvoorbeelden tal van oorzaken, mogelijkheden, voordelen. Wordt dit tal in het gangbare Nederlands misschien gecombineerd met abstracte zelfstandig naamwoorden?

LOUIS BONTES (website VNL)
Louis Bontes – hij ontbrak deze week bij het afscheid van de Kamerleden – is in de vorige Kamerperiode de laatste gebruiker van het woord, in het debat over de deal van de destijdse officier van justie Fred Teeven met Cees H.: “Zo zijn er tal van voorbeelden waarbij de geloofwaardigheid van de minister-president in het geding is.” Dat was op 26 januari 2017. Aan het eind van het debat trad minister Van der Steur af na verdediging van zijn beleid. Eerder die dag had Remco Dijkstra (VVD) in een ander verband gezegd: “Ik heb in de Kamer tal van voorstellen gedaan om de emissiehandel structureel te versterken.”
In de eerste maand van 2017 is meer van ditzelfde te noteren: tal van punten (Henk van Gerven SP), tal van dergelijke situaties (Erik Ronnes, CDA), tal van rapporten (Arnold Merkies SP) en uit hetzelfde debat tal van regelingen en tal van grondslagversmallers (Ed Groot PvdA). Kortom, tal van voorbeelden en kennelijk wijzen die alle op een vrij theoretische gebruikscontext.
Dat is ook het geval bij het eerste vindbare voorbeeld in de Tweede Kamer, op 29 november 1851 door ds. S. Blaupot ten Cate gebruikt toen hij sprak van tal van Koninklijke besluiten. Enkele maanden later had dezelfde spreker het over de kwestie hoe bepaalde wettelijke maatregelen “de armoede zullen verhoogen en de reeds bestaande armenkassen met tal van huisgezinnen zullen vermeerderen”. Ook tal van huisgezinnen is weer een theoretische sfeer maar veel opvallender is, dat ds. Ten Cate zich in zijn uitingen onderscheidt van z’n Kamergenoten. Zij spreken in deze jaren allemaal licht andere taal: een groot tal van werklieden (Baud, 1852), een tal van vijandelijke lijken (Van Dam van Isselt, 1851), zulk een tal van plannen als gewoonlijk naar de Kamer stroomt (De Monchy, 1844), een tal van stukken (Van Doorninck, 1826).
Wat inmiddels uit het Nederlands verdwenen is, deed halverwege de 19de eeuw aarzelend z’n intrede maar in 1928 is het Kamerlid prof. Anton van Gijn de laatste die nog iets zegt op de dan al verouderde manier: “De fabrieken hebben een tal van orders gekregen, mede dank zij relaties, op de jaarbeurs aangeknoopt, zoo vernam ik uit betrouwbare bron.”
P.S. Tal is in feite hetzelfde woord als getal. Ge– geeft wel vaker iets totaliserends, intensiverends aan een korter woord daarzonder: geheel is net iets meer dan heel, gevieren is ‘met z’n vieren’, bint en gebint kunnen het illustreren, gebit is het geheel waarmee men bijt, denken is iets kleiners dan gedenken en veel andere voorbeelden ook zonder dat we aan gebergte, gevogelte e.d. denken.