Sommige taal-impressies blijven hangen zelfs als het niet in alle gedetailleerdheid is. Ik gaf rond 2010 college aan een groep buitenlandse studenten. De voertaal was weliswaar Engels, maar ze waren hier voor het Nederlands en de Nederlandse cultuur vandaar dat ze in hun vooropleiding een zekere scholing in onze taal hadden gehad. Daarom kon het gebeuren dat we het kregen over het woord aantal of iets telwoordachtigs gevolgd door een tijdsaanduiding. Welke dat precies was, ik weet het niet meer – belangrijker is dat ze me corrigeerden: waar ik een enkelvoud ook mogelijk vond, had hun vroegere cursusboek dat juist verboden. Vooral een aantal woorden op –r (zoals uur, jaar, keer) accepteren de enkelvoudige variant zonder enig probleem, maar als je zelf op dat punt onzeker bent, hoe kun je aan buitenlanders iets van een regel duidelijk maken?
De Taaladviesdienst van Onze Taal heeft de vraag voorgelegd gekregen omtrent de keus tussen “aantal keer” of “aantal keren”. Beide wordt/worden daar in de beantwoording goed gerekend. Er wordt wel gewezen op een gevoeld betekenisonderscheid, waarbij keer vooral de aandacht zou vestigen op de totaliteit, het meervoudige keren juist op de verschillende malen dat iets gebeurde. Misschien is dat zo, misschien is een ander oordeel op dat punt mogelijk – waarom geldt dat dan niet voor maal dat zich goed met keer laat vergelijken? (Een aantal maal oogt toch mal in tegenstelling tot 16 maal?) De E-ANS had mijn buitenlandse studenten niet geholpen maar mij meer, want deze bron laat allerlei mogelijkheden open.
Kijken we in de Handelingen van de Tweede Kamer, dan zijn er twee simpele conclusies te trekken:
- aantal keer komt in het laatste half jaar overtuigend vaak voor (en zal dus zó gezegd zijn), liefst 16 maal
- aantal keren is in diezelfde periode daarentegen vele malen frequenter genoteerd (en dat zal dus de normaalste vorm zijn – althans volgens de Dienst Verslag en Redactie)
De verslagen van deze vergaderingen maken het misschien mogelijk, na te gaan hoe het zit met de historie van “aantal keer” versus “aantal keren”. Beter is het, te zoeken naar “aantal jaar” want dat duikt bepaald eerder op in de Handelingen. De eerste spreker van wie het genotuleerd staat is Hans Kombrink en wel op 4 november 1975.

HANS KOMBRINK (Nationaal Archief, fragment)
Minister Job de Ruiter is een streekgenoot van de Rotterdammer Kombrink, hij is de tweede die “aantal jaar” zegt, maar dan zijn we wel een aantal eh jaren verder want het is dan 30 juni 1983. Pas vanaf 1990 neemt de frequentie lichtjes toe, zij het aarzelend. Maar tegenwoordig heeft aantal jaar zich dus redelijk gevestigd naast aantal jaren, ook al betreft het nog overduidelijk een minderheidsvariant.
Omdat aantal keer zo’n kwart-eeuw later opkomt, lijkt het ontstaan naar analogie van aantal jaar. Gemakshalve neem ik nu maar even aan dat jaar vaker en gemakkelijker als enkelvoudsvorm maar wel in een meervoudige context gebruikt kon worden en daarmee een begrijpelijke voorbeeldfunctie kon vervullen.
Dit, beste lezer, is overigens een onderwerp waar véel over te zeggen is: het telwoord-element is te variëren, het bijbehorende woord dito, er is een geografische factor in het spel, de leeftijd van de spreker speelt een rol, dat is allemaal te veel voor een plek als deze.
Aanvulling 05.08.2017: In het zogeheten Zomeravondgesprek tussen Sheila Sitalsing en Diederik Samsom (NRC van dit weekend) gebruiken de interviewers (Marike Stellinga en Thijs Niemantsverdriet) tweemaal aantal keer: “een aantal keer neemt ze zelf uitgebreid het woord”, “Zijn analyse herhaalt hij deze avond een aantal keer”. Maar een aantal in combinatie met “PvdA-Kamerleden” en “goede gesprekken” leidt dus tot een meervoud.
Aanvulling 17.06.2022: Een stukje over dit onderwerp geplaatst met nieuwe feiten.